579
graven konden de Padries de hellingen door geweervuur, het slingeren
van steenen, het laten afrollen van rotsblokken, uitmuntend verdedigen.
De verdediging werd nog verhoogd door kunstmatige opstuwing
van het water, hetwelk de vijand uit de loopgraven liet stroomen
zoodra deze genaderd werden, door daartoe steenen en boomen, door
touwen eu rottan vastgehouden, los te laten of af te snijden.
Onze troepen hebben dan ook voor deze linie eene verpletterende neder
laag geleden, niettegenstaande veel moedsbetoon en groote krachtsin
spanning. Later is het ons gelukt de stelling bij verrassing te nemen.
De linie van Bondjol.
Bondjol was eene kampong, ter lengte van ongeveer 600 en breedte
van 200350 pas. Zij was omringd door wallen, nergens minder
dan 2,2 a 2,5 M. hoog, omringd door eene gracht en stormvrij
gemaakt door ondoordringbaar auwer-auwerOm het enfileeren te
verhinderen waren traversen aangebracht, het geschut stond in gedekte
geschutstanden en niet alleen voor de bedieningsmanschappen maar
ook voor de overige verdedigers waren gedekte stellingen gemaakt.
Wat de positie sterk maakte was de welige oostersche plantengroei,
die een groot deel van de wallen aan ons oog onttrok. Aan eene
opruiming dier struiken en boomen onder het directe vuur van den
vijand was niet te denken.
De kampong bevatte vele hechte huizen en eene prachtige missigit,
welker dak bestond uit eene compositie van lood en tin. Zij stond
aan de westzijde, 30 a 40 pas buiten de borstwering, en binnen de
kampong bevond zich een tweede tempel, omringd door eenen
ondoordringbaren wal van bamboedoerie. Yóor Bondjol, dat in de
vallei van Alahan Pandjang gelegen is, was eene versterkte linie te
Padang Lawas opgeworpen, welke eerst vermeesterd moest worden,
voordat men de eigenlijke vallei kon binnenrukken.
Duizenden vijanden waren aanwezig ter verdediging dezer linie.
De nadering onzer troepen kon zonder de minste moeite worden
belet, terwijl de vijand veilig achter zijne borstwering was opgesteld.
Ingesloten kon de stelling niet worden om zoo doende allen toevoer
af te snijden. Men beproefde dit wel, doch later bleek, dat zij zoodanig
gelegen was, dat eene insluiting onmogelijk zoude geweest zijn.
Was eindelijk de toegang der vallei geforceerd, zoo kon het door-