581
doch in dezen bevond zich op 900 passen afstand van laatstgenoemde
kampong eene coupure 6 a 7 M. breed, die twee ravijnen verbond.
Hierover moest natuurlijk eene brug geslagen worden, hetgeen de
vijand kon beletten uit een epaulement achter de coupure en uit twee
kleine lunetten zijwaarts er van naar den kant van Sangsit.
De hoofdlinie der versterkingen strekte zich uit over een lengte
van 2000 passen. De vleugels leuuden aan twee diepe ravijnen,
waarin de rivieren stroomden, die zich oost- en westwaarts te Boen-
koelan en Sangsit in zee stortten. De stelling was dus niet om te
trekken of eene dezer rivieren zoude moeten worden gevolgd en dit
moest met groote bezwaren gepaard gaan.
In eerste linie lagen vier redoutende oostelijke lag aangeleund
aan het ravijnde westerface van deze redoute maakte tevens de
ooster- van redoute n°. 2 uitvervolgens liep een aarden wal in weste
lijke richting en in het midden hiervan sprong redoute n°. 3 vooruit.
Aan het einde van den wal was rechthoekig er op eene caponnière
opgeworpen, welke aan een diep ravijn grensde, dat zich over eene leng
te van 700 a 800 passen tot aan de rivier naar Sangsit uitstrekte.
De borstweringen dezer werken waren opgeworpen van harde
klei, 3 a 3,5 M. dik, dus bestand tegen veldgeschut en ook van
die hoogte. Drie rijen boven elkander geplaatste bamboezen kokers
dienden om door te vuren en bestreken de gewichtigste punten.
In de saillanten stonden lilla's onder gedekte geschutstanden. Op
0,7 M. van de binnenkruin bevonden zich schuin afloopende bam
boezen daken, dienende om er schutters op te plaatsen en wellicht
ook voor het doen afrollen der daarop vallende granaten, die
vervolgens in gegraven putten terecht kwamen en in het water
smoorden.
De borstweringen waren omringd door droge grachten, 6 a 7 M.
diep en breed; de taluds onder 1/1 opgezet, terwijl de redouten N°. 2
en N°. 4 die voor n°. 3 vooruitsprongen, door eene voorgracht van
dezelfde afmetingen verbonden waren. De taluds en bodems der
grachten alsmede de borstweringen waren met dadap doerie berlant.
Voor de linie waren allerlei hindernissen en beletselen aange
bracht, wolfskuilen gegraven, borangs geplaatst, bamboedoerie geplant
enz. zoodat het geheel ondoordringbaar was. Slechts tusschen redoute