534
1 M. Ten westen lag eene verschansing en noordwaarts langs de
Kroeng Daroe eene borstwering.
De noordoost- en oostzijde van den kraton werden beschermd door
de versterkingen bij Pakan Atjeh en de linie van Panglima Polim.
Eerstgenoemde sloten aan bij eene borstwering, die van af den kraton
langs de Kroeng Daroe en Atjehrivier over eene lengte van 1500
M. was opgeworpen.
Het eerste gedeelte der face kon flankvuur geven op de noorder-
face van den kraton en eene borstwering loodrecht hierop bestreek
de oosterface er van.
Versterkte stelling bij Longbatah [Atjeh).
Deze stelling was door de Atjehneezen te Longbatah aangelegd
tegenover onze beuteng te Longbatah Missigit en strekte zich uit
oostwaarts van de waterleiding, die naar de Kroeng Tandjong loopt,
in het verlengde daarvan. In eerste linie werden zestien kleine
vierkante aarden redouten aangetroffen, die door loopgraven met
elkander verbonden waren. De borstweringen stonden onder nagenoeg
loodrechte hellingen en waren met paal- en vlechtwerk bekleed. De
plongée was bijna horizontaal en hierop waren schietgaten voor ge
weervuur aangelegd, welker wangen bestonden uit gevlochten mandjes
van klapperbladeren die met zand gevuld werden. In het midden
der linie bevond zich eene opening, ongeveer 100 M. wijd, zoodat
aan weerszijden acht redouten lagen.
In tweede linie ongeveer 200 M. van de eerste verwijderd en
juist achter de opening, lagen twee vierkante redouten van 30 M.
face, welke tot reduit dienden. Binnen waren overdekte granaatvije
ingravingen gemaakt. De borstweringen stonden eveneens bijna lood
recht en waren ook met eene soort horden bekleed. De hoogte bedroeg
2 M. Elke redoute was door grachten omringd en door hinder
nissen ontoegankelijk gemaakt. In eene dezer redouten stond in
het midden het fraaie, stevige, houten huis van Imam Longbatah.
Het reduit was geheel door kreupelhout omgeven en in de verte
niet zichtbaar, waardoor onze versterking te Longbatah Missigit niet
het geringste nadeel aan deze werken kon toebrengen, terwijl daar
entegen de vijand in zijne loopgraven en schuilplaatsen gelegenheid
had ons in alle werkzaamheden te bespieden en ons kon bestoken,