587 Reeds weinige uren nadat de bij den waarnomenden resident te Serang ontvangen tijdingen naar Batavia waren overgeseind, werd van daar afgezonden bet geheele 9de bataljon infanterie met het noodige personeel voor den geneeskundigen dienst en de administratie, zoomede het 3de veldeskadron cavalerie 1). De cavalerie aanvaardde den marsch van Batavia naar Serang den 9den Juli des namiddags om vijf uur, terwijl een uur later de infanterie enz. per spoor naar Tandjong Priok vertrok om met een gehuurd stoomschip van de Nederlandsch-Indische Stoomvaartmaatschappij naar de op 6 paal van Serang gelegen zeeplaats Karang Antoe te worden overgebracht. In den namiddag van den lOden bereikte de cavalerie Serang. Yan de niet zonder buitengewoon oponthoud te Karang Antoe gelande militairen voor het grootste gedeelte mede nog in den laten namid dag te Serang aangekomen werd na een korten rusttijd één der compagnieën, waaraan de controleur van Pandeglang werd toegevoegd, doorgezonden naar Tjilegon. Het was één uur in den nacht van 10 op 11 Juli toen deze eerste troepenversterking te Tjilegon verscheen. In den voormiddag van den llden kwamen vervolgens aldaar ook de resident en de majoor-commandant, 's namiddags en 's avonds nog gevolgd door een deel der cavalerie en door nog één compagnie van het 9de bataljon. Het te Tjilegon aanwezige detachement van de garnizoenscompagnie van Serang keerde dienzelfden dag naar de hoofd plaats terug. Met de komst der troepen was aan den opstand eeu einde gekomen. De meesten van hen, die aan de Tjilegonsche gruwelen hadden deel genomen, keerden naar hunne kampongs terug en de leiders met hunne getrouwste aanhangers verspreidden zich in verschillende richtingen ten einde aan de vervolging te ontkomen. De taak der militairen heeft er zich dus toe bepaald het bestuur in staat te stellen de herstelde rust te bevestigen, de reeds spoedig bekend geworden schuldigen in hech- Dl. II, 1889. 38 1) De infanterie was sterk 18 officieren en 511 minderen, de cavalerie 4 officieren en 11 minderen, terwijl het verdere personeel bestond uit 1 officier van gezondheid met 8 minderen van het hospitaalpersoneel, 1 luitenant-kwartiermeester met 1 schrijver, en 300 dwangarbeiders. Als commandant der troepen in Bantam trad op de bataljons commandant, de majoor II. J. L. Eichholtz, die als zoodanig ook de beschikking kreeg over het garnizoen te Serang, organiek sterk 3 officieren en 100 minderen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 593