589 Spoedig na het voorgevallene te Tjilegon, kwam aan het licht dat ook in Midden- en Oost-Java pogingen werden beraamd om de gevestigde orde van zaken omver te werpen. Zekere Imam Redjo, een geestdrijver, had een zeker aantal volgelingen door godsdienstige opwinding er toe gebracht om op te trekken naar een te Srikaton op eenige uren afstands van de hoofdplaats Soera- karta gelegen lustverblijf van het hoofd van het Mangkoe Negorosche gebied. Zijn voornemen was om van daar uit een opstand te beginnen tot zuivering van den godsdienst en vervolgens tot Ketonggo onder Ngawi door te gaan, welke plaats de zetel van het te stichten Moslimsch rijk zoude moeten worden. De afsluiting van het buitenverblijf werd door Imam Redjo en zijne medgezellen verbroken en zij nestelden zich daarin, zonder zich in 't minst te storen aan de aangerukte inlandsche politie. Zoodra het gebeurde te Soerakarta bekend werd, begaven de resident en het hoofd van het Mangkoe Negorosche Huis zich met eene vrij aanzienlijke militaire macht (behalve de cavalerie van 's prinsen legioen ook de beschikbare manschappen van de lijfwacht dragonders en 30 militairen van het garnizoen te Soerakarta) naar Srikaton, ten en einde de bende te omsingelen en haar te noodzaken zich over te geven. Na eenige sommatiën kwam het meerendeel der aanwezigen te voorschijn, en gaf zich zonder verzet gevangen. Imam Redjo en een elftal andere onwilligen boden hardnekkigen tegenweer, ten gevolge waarvan 9 hunner (daaronder het hoofd der bende) gedood en 3 gewond werden. Geheel buiten de schuld der troepen werden in de verwarring ook 2 vrouwen en 1 kind gedood. De ondoordachte en op zich zelve dan ook weinig gevaarlijke poging tot rustverstoring was hiermede voorgoed bedwongen. De bevolking in den omtrek was daarbij volkomen rustig gebleven. b. Afjeh en onderhoorigheden. Over het algemeen kan de toestand in Groot-Atjeh gedurende het tijdvak waarover dit verslag loopt vrij gunstig genoemd worden (1). Aanvallen van eenige beteekenis hadden geen plaats en de werkzaam- (1) Toen dit gedrukt werd was het telegr aphisch bericht van liet treffen bij Iiota Pohama reeds in Nederland bekend. In de optimistische beoordeeling van den toe stand te Atjeh schijnt dit echter geene verandering te hebben gebracht. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 595