590
heid van de vijandelijke benden bepaalde zich tot beschietingen, die
slechts bij uitzondering eenig nadeel berokkenden, en tot spoedig te
herstellen beschadiging aan telephoongeleidingen, stoomtrambaan en
bruggen.
In den laatsten tijd hebben de pogingen des vijands om ons af
breuk te doen zich meer bepaaldelijk geuit in aanslagen op de
stroomtrambaan en op de treinen, waartoe gevulde granaten gebezigd
werden die bij wijze van mijn in de baan gegraven en bestemd waren
om door middel van eene schrander uitgedachte, aan de rail aange
brachte inrichting te springen wanneer een trein over de mijn reed
Enkele malen werd het gewenschte resultaat verkregen en niet onbe
langrijke schade aan den weg en het materieel toegebracht. Door
voortdurende bewaking ook des nachts van de verschillende tram
lijnen werden evenwel de meeste mijnen tijdig ontdekt en onschadelijk
gemaakt.
De veiligheid binnen de postenlinie liet, dank zij het streng ge
handhaafd verbod om wapenen te dragen en de menigvuldige militaire
patrouilles, over dag niets te wenschen over. Dat echter des nachts
het wegnemen van telephoondraad en andere baldadigheid, gepleegd
door lieden van buiten de linie, niet geheel konden worden
belet bleek hierboven. Yeediefstallen noch moorden vonden in 1888
binnen de postenlinie* plaats en ook gewone diefstallen behoorden
onder de Atjehsche bevolking tot de zeldzaamheden. Des te onveili
ger daarentegen was het buiteu de linie, en vele Atjehers van daar,
die op de druk bezochte passars te Kotta Radja en Oleh-leh hunne
waren hadden verkocht of inkoopen hadden gedaan, werden, onder
het voorwendsel dat Tengkoe Di Tirou het verkeer met de bevolking
binnen de linie verboden had, herhaaldelijk van al hunne have en
soms zelfs van hun leven beroofd, zoodra zij de linie verlaten
hadden.
Onze nieuwe versterking te Segli (in den loop van 1888 gebouwd
op een punt, gunstiger gelegen dan dat waar de vroegere verster
king stond) werd wel is waar voortdurend door beschieting veront
rust, maar zonder dat zulks noemenswaardig nadeel veroorzaakte.
De vijand, die zich weder af en toe in loopgraven nestelde, werd
den 20sten Januari jl. door de bezetting onzer versterking met groot