53 Te Blang voldeed een waakhond mede zeer goed. Tot tweemalen toe beproefde een dwangarbeider in de duisternis binnen de draadversper ring te sluipen, doch de hond ging zoo geweldig te keer, dat de proef' weid gestaakt, reeds voor dat de man aan de draadversperring was. Te Lambaroe bevond zich een gewone Atjehsche hond, die met drie zijner jongen altijd de nabijheid des vijands signaleerde en dus van groot nut was. Een andere hond, geplaatst aan de westelijke poort, waar geen aloë groeit, beveiligde door zijne tegenwoordigheid dat vroeger zwakke punt geheel. Te Kota Pohama bewees de waakhond bij twee gelegenheden zijn practische bruikbaarheid. Den 14en September 1888 sloeg die hond, bij het schuitenhuisje geplaatst, s nachts om 1 uur aan, waarop de schildwachten in die richting twee Atjehers ontdekten,, die zich uit de voeten maakten. Den 3CD October d. a. v. ten 12 uur 's nachts begon de hond eveneens te blaffen, de schildwacht hoorde tevens in die richting leven en deed eenige schoten; 's morgens bleek het houten hekje van het nabij gelegen kerkhof' weggenomen te zijn. Te Lamjong verrieden twee buiten de versterking gelaten waak honden in den nacht van 29 October ten IJ uur de nabijheid van een Atjeher, die daarop langs den grond kruipende verdween; zijn spoor werd den volgenden morgen gevonden. Te Siroen deed de commandant bij wijze van proef gedurende eenigen tijd voor het poortsluiten alle houden buiten de versterking laten. Hij verzocht daarop een bevriend hoofd, wien hij van de aan wezigheid der honden kennis had gegeven, des avonds tegen 9 uur in de versterking te komen. Ten half negen begonnen de honden aan te slaan en zag men kort daarop het hoofd met een stok gewapend en vergezeld van nog een andereu Atjeher, door alle honden om ringd, met moeite de versterking naderen. Kort daarna ontving de commandant het bericht, dat de Atjehers plan hadden de houten omheining in brand te stekendit geschiedde niet, doch een paar dagen later werd hem medegedeeld dat de Atjeherser wel geweest, doch door de honden in hun oogmerk verhinderd waren. (1) In den nacht van 29 op SO Mei 1889 was die hond waarschijnlijk niet aan wezig; dien nacht toch werd door de, Atjehers binnen het schuitenhuisje eene granaat in de sloep geplaatst en ontstoken, waardoor dit vaartuig onbruikbaar werd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 59