55
derdracht was gestoken; ook dit gelukte aanvankelijk zeer goed.
Zoodra de houden de pop hier of' daar vonden, sloegen zij flink aan.
„Nu werd de oefening verder uitgestrekt met dwangarbeiders,
eveneens in Atjehsche kleederdracht, die, hier of daar een hinderlaag
voorstellende, werden opgesteld. In den beginne, toen het, om zoo
te zeggen, nog iets nieuws voor de houden was, sloegen zij met veel
ijver aan, doch daar zjj geen resultaten vau hunnen ijver zagen, zoo
als dit met jachthonden het geval is, die het wild, dat zij opsporen
zien doodschieten of zelf mogen vangen, verflauwde de ambitie weldra,
ofschoon getracht werd die gaande te houden door het toedienen
van vleesch bij wijze vau belooning als zij goed gewerkt hadden.
Werkten zij slecht, bijv. liepen zij langs een hinderlaag heen zonder
die te signaleeren, dan kregen zij van de kettingjongens met een
stok slagen, die hen wel valsch maakten, maar zij mochten natuurlijk
de persoon, die heu sloeg, uiet aanvallen, om ongelukken te voorkomen.
„Tengevolge van dit alles verflauwde de ijver der honden aan
merkelijk en deden zij op het laatst weinig of niets meer. Eene
hoofdzaak van de weinige resultaten is inijus inziens het volgende:
„In Europa, bijv. in Frankrijk, worden de honden afgericht op
Duitsche of Russische uniformende honden krijgen deze nooit anders
te zien, dan op het oefeningsterrein, zoodat zij daarin bepaald vijand
kunnen leeren onderscheiden. Wat is nu het geval op Atjeh? Of
schoon de honden den geheelen dag in een gesloten gebouw aan den
ketting lagen en dus geen Atjehers te zien kregen, kon het niet voor
komen worden, dat hij het uitrukken naar het oefeningsterrein zij
bevriende Atjehers tegenkwamen, waartegen zij natuurlijk niets doen
mochtenaanvankelijk blaften zij deze woedend aan, zoodat men de
honden met geweld moest terughouden om ongelukken te voorkomen,
die trouwens in het klein wel voorkwamen, doordat de menschen van
schrik hunne koopwaren, die zij op het hoofd droegen, op den grond
lieten vallen, waardoor schade zou kunnen veroorzaakt worden. De
honden raakten hierdoor in de war, zoodat zij op het laatst niet meer
wisten tegen welke Atjehsche kleederdracht zij al of niet mochten
aanslaan. Dit hoofdbezwaar is mijns inziens niet uit den weg te ruimen,
met welke honden men de proef ook nemen moge, want al neemt
men de honden ook aan de lijn mede naar het terrein, overal in de