62 De opgewektheid, die allee, de intelligentie, die enkelen hadden aan den dag gelegd vóór de ziekte, waren echter geheel verdwenen. Ook het vroeger geleerde hadden zij bijna geheel vergeten. Hun gestel was aanmerkelijk verzwakt konden zij vroeger den troep uren lang volgen zonder blijken van vermoeidheid te geven, lang na hun ziekte zelfs hielden zij het niet langer dan 2 uren vol. Daar enboven hadden zij eene zekere stijfheid in spieren en gewrichten over gehouden, die sterk afstak bij hunne vroegere lenigheid en vlugheid. Alleen Darat, Louise en Bello toonden nog eeuige intelligentie; doch volstrekt niet meer zooveel als vóór hunne ziekte. De africhting moet dan ook weer van voren af aan beginnen. De africhter is echter niet verder gekomen dan in Juni; zelfs kunnen de meeste honden op 't oogenblik nog minder dan toen. Daratvroeger de schranderste, is nauwelijks te bewegen het terrein in te gaan; ook Bello en Louise doen dit slechts noode; zij blij ven meestal op een afstand zitten kijken. Bovendien zijn zij vreesach tig geworden. De overige honden zijn loom en onverschillig, en luis teren niet altijd naar den africhter. Deze ziet ook geen kans om met de nu nog overgebleven honden gunstige resultaten te verkrijgen. Wat betreft de kennis van het Taijkongras en zijne eigenschappen, heeft de genomen proef.het volgende geleerd: 1°. Hunne reukorganen zijn goed ontwikkeld. 2°. Eene zekere mate van schranderheid valt bij hen niet te ontkennen. 3°. Zij zijn zeer waakzaam, doch dit bepaalt zich onder gewone omstandigheden slechts tot het huis of het erf van hunnen meester. 4°. Hunne gehechtheid aan hun meester laat wel iets te wenschen overgaarne hem volgen doen zij niet, liever blijven zij thuis. 5°. Hunne dapperheid is buitenshuis niet grootop eigen erf echter schromen zij niet andere honden aan te vallen. De proef heeft tevens doen zien dat veel en vet voedsel schadelijk voor hen isvet en heet eten maakt hen meer vatbaar voor ziekten, voornamelijk voor schurft. Deze ziekte, die volgens bekomen in lichtingen, op alle honden in dit gewest een nadeeligen invloed uitoefent, tast de Taijkonghonden zeer sterk aan, ondermijnt hunne constitutie, maakt hen lusteloos en onwillig en vermindert hunne schranderheid. Ook de omgang met andere honden heeft niet gunstig gewerkt op

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 68