DE WAPEN- EN SCHIETVOORSCHRIFTEN DER
NED. INDISCHE INFANTERIE.
771. Het Aanhangsel van het. Schietvoorsckrift (vervolg).
Het laatste hoofdstuk van het aanhangsel geeft eene regeling
van het „Inschieten van geweren; (het) onderzoek naar de dracht
„en de trefkans der geweren(het) onderzoek naar de hoedanigheid
„der munitie". Wij naderen dus het einde van dit voorschrift. Hoe
gaarne had ik, met het oog daarop, in dit hoofdstuk aanleiding ge
vonden tot een verplichtend gezegde, dat het minder gunstig oordeel
in het vorenstaande, misschien hier en daar vrat meer dan noodza
kelijk gekiemtoond, weder in het reine zou kunnen brengen; hoe
gaarne zou ik, na hetgeen nu geschreven staat en wat ik, zoo noodig,
naar vermogen zal gestand dóen, het verdere als een welriekende bloem
hebben kunnen aanduiden; hoe ware het mij aangenaam geweest, na
zoo overvloedig de aandacht voor leemten en verkeerde standen en zoo
matig voor de vele goede kwaliteiten dezer voorschriften te hebben
gevraagd, indien ik deze critiek met een hartelijk gemeende lofspraak
aan het slot had kunnen verbloemen en verduisterenhoe aangenaam
ook, indien ik, na niet geheel terecht zooveel weifeling in het
oordeel van den lezer over de Indische voorschriften te hebben opge
wekt, aan het einde met een beslissenden tik op de weegschaal den
doorslag ten gunste had kunnen geven. Het doet mij leed te moe
ten zeggen, dat ik bij deze laatste bladzijden daarin ben teleurge
steld. Ik moet dus mijn laatste woord over het geheel nog een wijle
uitstellen. Het geheel mag naar dit laatste hoofdstuk niet beoordeeld
worden. Dit zou onrecht zijn, want de vriendelijkste welwillendheid
keert van deze regelingen verdrietig huiswaarts.
Ik zie mij verplicht omtrent de bepalingen betreffende het inschie
ten van geweren mij van alle instemming te onthouden. Ware hier