voor den samensteller sprake geweest van een noodwendig handelen
op den tast, kon men bij de lezing van deze bepalingen aan de
zwarigheden denken, die dikwijls aan het uitzetten verbonden zijn
van een weg op nog onbetreden terreinen, men zou bij de overwe
ging dezer regelen zich bepalen willen in kalme stemming de hoop
volle verzuchting te slaken, dat men spoedig van het omslachtige en
weinig zakelijke der gegeven voorschriften zoude overtuigd zijnmaar,
nu het met deze zaak eenigszins anders staat, nu overal elders omtrent
het inschieten van geweren nagenoeg gelijkluidende, deugdelijke, een
voudige bepalingen bestaan en het den schijn heeft als wilde het
Indisch schietvoorschrift met zijn nieuwe quasi-methode als beter
en deugdelijker worden aangemerkt, nu heeft men bij de kennisma
king met deze nouveauté moeite een strafFer stemming te onder
drukken. Dit voorschrift heeft ook veranderd waar niet te verbe
teren viel en dit loopt immer verkeerd.
De samensteller dit staat boven alles vast heeft natuurlijk
geen wijzigingen aangebracht uit louter lust tot wijzigen. Ook daar,
waar de herziening schijnbaar geen andere uitkomst had, dan dat
de hand der commissie er zichtbaar werdbetaamt het ons a priori
niet, aan het gemis eener deugdelijke bedoeling bij deze commissie te
denkenhoogstens willen wij hare zichtbare aanwezigheid op sommige
punten als het eenige, maar toch als het ongezochte resultaat ons
voorstellen. Maar ik moet aan deze verklaring toch een opmerking
paren, die ik in het vorenstaande reeds ten halve heb aangeduid.
Hu tal van toevoegingen in deze voorschriften ons in het onzekere
laten, welk nut daarmede werd beoogd, nu wij bij vele wijzigingen
verplicht en bij meerdere geneigd zijn, vraagteeken op vraagteeken
te plaatsen, is nu onzerzijds de onderstelling niet ten deele gerecht
vaardigd, als verkeerde de samensteller in de meening of moest ik
van een dwaling spreken dat men alleen dan van eigen overtuigin
gen en opvattingen zou blijk geven, wanneer men zorg draagt zijn re
gelingen, wenken en bepalingen van die van anderen te doen ver
schillen? Ongaarne zou ik stelliger zijn, maar vragen schijnt hier
niet ongepast.
Laat mij nu mogen mededeelen, hoe dit voorschrift de geweren
wil zien ingeschoten. Ik behoef voor geen mijner lezers voorop te
Dl. II, 1889. 5