70
Onder het opschrift: „onderzoek naar de hoedanigheid der mu
nitie" bij punt 1 van paragraaf 119 is het voorschrift ten deze
weder in het goede spoor. Van harte hoop ik, dat het laatstbe
doelde onderzoek, met de regeling waarvan het aanhangsel van
het schietvoorschrift wordt besloten, zal blijken zelden noodig te
zijn. In de laatste tijden zijn tegen het bederf der munitie vele
en doeltreffende maatregelen genomen. Naarmate echter de om
standigheden eischen, dat steeds een groote hoeveelheid reserve
munitie in de oorlogsmagazijnen voorradig is, zal het kunnen voor
komen, dat patronen in hoedanigheid teruggaan en minder bruikbaar
worden. Wij zagen in het eerste der hier behandelde voorschriften
dat ieder geweerdragende 50 patronen in zijn onmiddellijk bereik
heeft20 in de tasch en 30 in den patroonzakransels worden
te velde in den regel niet gedragen. De reserve-munitie in den ge-
vechtstrein bedraagt volgens het Voorschrift op den Velddienst 6000
patronen per compagnie; Uit de berichten van de medegenomen aan
tallen patronen bij onderscheidene expeditiën (1) blijkt dat bij de re
geling daarvan rekening gehouden wordt met de meerdere of mindere
moeielijkheid, die men vermoedelijk zal ondervinden bij de aanvul
ling na een gevoerd gevecht.
Die getallen, en daar wilde ik op komen, kunnen ook een indruk
geven van het groot aantal patronen, dat in Indië steeds moet
voorradig zijn.
Het zal dus kunnen gebeuren, dat de munitie bederft; zijn er nu
redenen om aan de goede hoedanigheid der patronen te twijfelen, dan
(1) den tocht naar Telok Kadjöe (Segli) in Mei 1878 droeg de raan 50 patronen
bij zich en werd er gelast, dat als reserve-munitie 150 patronen per man moesten
worden medegenomen."
„Bij do eerste Atjeh-expeditie werd aan Iufanterie-munitie medegenomen 50 patronen
bij den man, in den gevechtstrein 40 per man en nog 210 per man in den groo-
ten trein."
„Bij de expeditie naar Tenora50 patronen bij den man; 20000 patronen in den
gevechtstrein, verpakt in pakkisten voor expeditiën; 105000 patronen, verpakt in vaatjes,
bij den grooton trein. De 20000 patronen in den gevechtstrein vormden dus 50 kistjes,
welke als volgt waren ingedeeld: le compie. 14, de overigen ieder 12.
„De voorbeelden toonen aan, dat tot dusverre van het te velde medenemen van een
bepaalde hoeveelheid munitie geen sprake kan zjjn".