BIJDRAGEN TOT DE GESCHIEDENIS YAN PALEMBANG SEDERT 1848. Vervolg van bladz. 519.) X. Voorbereidingen tot den veldtocht naar Ampat Lawang. In zjjne reeds vroeger aangehaalde missive van 26 October 1851 LaP/A schreef De B r au w, dat hij, rekening houdende met den slechten gezondheidstoestand der expeditionnaire troepen, nog minstens eene versterking van 500 man zou behoeven om tegen Ampat Lawang te kunnen ageeren: „Er komt geen rust, zeide hij, alvorens die landstreek „strengelijk is gestraft. Ik bevroed de moeielijkheid van den aanvoer „van versche troepen, doch het zal moeten plaats vinden, wil men niet „weder alles verliezen wat gewonnen is. De residentie is geen duim breed van haren totalen ondergang geweestde tijdige aankomst der „expeditie heeft haar gered, doch nu moeten alle krachten worden „aangewend om de zaken op een goeden voet te brengen. Later (missive van 14 December 1851 La C/B) meldde hij, dat van de 5 te Tebing Tinggi vereenigde expeditionnaire compagnieën zeker geen 100 man meer beschikbaar waren waarmede hij een marsch van 25 palen zou durven ondernemen. Nu Radja Tiang Al am, hoewel nu en dan den schijn aannemende zich te willen onderwerpen, steeds alles in het werk stelde om de residentie in opstand te brengen, zou bezwaarlijk nog langen tijd kunnen worden gewacht met eene expeditie naar Ampat Lawang: „het stelsel van bloote verdediging „is niet vol te houden; wij moeten het offensief hernemen, totdat alle „in opstand geweest zijnde streken, en vooral Ampat Lawang, met terdaad zijn onderworpen." Intusschen had de Regeering (missive van den Algemeenen Secre taris dd. 13 December 1851 N° 3457) reeds bepaald, dat 4 compagnieën van het 5e bataljon achtervolgend naar Palembang zouden worden Dl. II, 1889. 1

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 7