75
sluiten. Mij stonden uit partikuliere correspondentiën met Indië
andere oorzaken voor den geest. En eenmaal twijfel gerezen,
verzocht ik ten deze de meening te mogen weten van rijke en
rijpe ervaring.
„Het is niet te onkennen,zoo luidde het antwoord, -„dat het
voorschrift op de wapen- en schietoefeningen van 1878 geen model
van een voorschrift was, en dikwijls getuigde van eene slordige
bewerking. Een soldaat toch b. v. tot de voorbereidende schiet
oefeningen toe te laten, wanneer bij voldoende geoefend was in de
2C Afdeeling Recrutenschool, een afdeeling waarin o. m. reeds „vaar
dig maken, aanleggen en vurenvoorkomt, geeft geen hoogen dunk
van eene nauwgezette behandeling.
„Nu wij echter van dit reglement afscheid genomen hebben, verbiedt
de eerlijkheid, de minder voldoende geoefendheid in het schieten der
Infanterie alleen dat reglement te wijten.
„Zoolang de toestanden het noodzakelijk maken, zoo spoedig mo
gelijk over de afgeëxerceerde soldaten te beschikken en zoolang
dit plaats heeft ten koste hunner eerste opleiding, zal m, i. geen
schietreglement ter wereld het kwaad verhelpen.
„Wel is waar komt in het tegenwoordige reglement voor, dat de
soldaten, die de oefening der 2e klasse niet éénmaal doorloopen hebben,
ongeschikt zijn om te velde trekken maar ook in het oude reglement
lazen wij: „De oefening der derde klasse dient om den man zoo
veel van het schieten te leeren, dat bij zonder bezwaar in het vuur
gevecht kan gebracht worden"" (bladz. 86.)
„En toch zond men ons soldaten, die ééns naar de schijf hadden
geschoteu.
„Wanneer in deze het nieuwe reglement even trouw wordt nageleefd
als dat van 1878, zullen de beste voorschriften niet kunnen beletten,
dat een belangrijk gedeelte der Infanterie onvoldoende schietvaar-
dig is.
„Want dat de geheele Infanterie aan dit euvel mank gaat onderschrijf
ik liever niet. Na eenigen tijd bij de compagnieën op Java gediend
en goed onderwijs outvangen te hebben, werden zeer velen scherp
schutter en de uitkomsten bij de eindoefeningen (bladz. 95 v/h Regl.
van 1878) en bij het prijsschieten, waren voorzoover ik die waar-