77 daarop geen andere critiek verwacht dan het spartelen van een vlieg in het web eener spin. Het kwam mij nu tegenover de mede-leden der commissie onrecht vaardig voor, in eene gelijktijdige behandeling het nieuwe voorschrift aan al het leelijke ter toetse te brengen, dat door den kapitein Kink van het oude reglement hier is gezegd. Ook nu zal ik niet opzettelijk aan sommige plaatsen van het nieuwe voorschrift herinneren. Ik zal ook tegen de algemeenheden in de aangehaalde ziusnede niets inbrengen: ik sta gebogen voor de scherp zinnigheid, die uit het voorschrift van 1878 weet op te knuppelen, „dat '„de talrijke geschriften over vuuruitwerking der Infanterie, na den „Franseh-Duitschen oorlog en vooral na 1875 uitgekomen, niet zijn „geraadpleegd geworden" ik heb niets dan lof voor de critiek waarin het aantal bladzijden moet beslissen, of waarin dit althans als eenige maatstaf wordt gegeven, in de deugdelijkheid van eenig hoofdstuk niets dan bewondering voor de juistheid der opmerking, als zou het een verwijt zijn, dat een reglement van een zijner voorgangers een en ander „letterlijk naschreef." Had de samensteller maar wat meer „letterlijk nageschreven", met het nieuwe sehietvoorschrift stond het minder droevig gesteld. De schrijver vervolgt: „In het voorschrift van 1878 ontbreken verder alle gegevens over de trefkans van het bitndelvimrwant het staatje op bladz. 68 heeft geen de minste waarde. Niet de trefkans van een geweer als een goed schutter daarmede van den bok schiet, maar die van den bundel yan een middelmatig geoefenden troep kan den vuurleider tot lei draad dienen." „Geen de minste waarde". Wanneer uit een voldoend aantal waar nemingen de verhouding bekend ia tussehen de uitkomsten van uit nemende en middelmatige schutters, dan is de opgave van de beste uitkomsten „alleszins toereikend", en te verkiezen boven die van gemiddelde schutters, omdat de eerste een meer absolute, d. w. z. een minder veranderlijke waarde hebben. Ik erken, dat de herlei ding van de uitkomsten van het individueele vuur tot die van het bundelvuur weinig betrouwbaar zijn, maar hoe de kapitein Iiink daartegen kan demonstreeren, is mij onduidelijk, omdat die schrijver op de vorige bladzijde, als hij de onvoldoende schietvaardigheid van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 83