88 welke tot grondslag dient voor de berekening van de te betalen premie, naar den volgenden maatstaf: Klasse Ouderdom Contributie (1) 1 minder dan 30 jaar f 5- 2 30 35 6.25 3 35 40 7.50 4 40 45 8.75 5 45 50 10.00 6 50 55 11.25 7 55 60 12.50 8 60 65 13.75 9 65 jaar en ouder 15.00 de premie te berekenen neemt men aan dat de jaarlijksche sterfte 1.5°/0 bedraagt. Men vermenigvuldigt nu de contributie van elke klasse niet het aantal te verwachten sterfgevallen, berekend naar het aantal leden op den 1™ April. Bedraagt dus bijv. het aantal leden op dien datum 800 dan zijn er 8 X 1.5 12 sterfgevallen te verwachten en moet dus door iemand van de 3e klasse 12 X 7.50 f 90.als jaar lijksche premie worden betaald. Treedt een officier toe in den loop van het jaar, dan betaalt hij als premie zooveel maal het van zijne normale jaarlijksche premie, als er nog maanden verloopen moeten vóór het boekjaar ten einde is. Wordt het berekende procent sterfgevallen overtroffen, dan kunnen aanvullingspremies worden geheven. Wordt dit procent echter niet bereikt, zoo wordt het overschot bij het begin van het jaar te goed geschreven voor ieder lid, en dient dan om het te kort te kunnen dekken voor het geval het sterfte cijfer meer dan 2°/0 bedraagt. In oorlogstijd echter mag het uit voerend comité over deze fondsen beschikken op de wijze welke het het meest in het belang van de verzekerden acht. Bij het overlijden van een lid wordt aan zijne erfgenamen uitbe taald het bedrag van het op zijn naam te goed geschrevene, beuevens de ondersteuning, waarover aanstonds gesproken zal worden. Hij, die ophoudt zijne jaarlijksche premie te betalen, verliest daardoor 1) De dollar ie berekend tegen f 2,50.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 94