- 92
Den lcn Januari 1886 telde de Vereeniging 927 ledenin dat jaar
bedroeg het aantal sterfgevallen 17, dus 1.83% terwijl gerekend was
op 13 (1,5°/0 van 927). De Vereeniging heeft dus 4 uitkeeringen
meer moeten betalen dan waarop gerekend was bij de vaststelling
van de premiezij heeft deze som echter kuuuen putten uit de kas
van de overschotten der ontvangsten, zonder dat eene suppletoire
premie geheven behoefde te worden.
Op 1 Januari 1887 bedroeg het aantal leden 975: men rekent
dus op 9,75 X 1,5=14 sterfgevallen, welk cijfer tot grondslag
heeft gediend voor de berekening der premie, üe kas ontving dus
f 8675 X 14 121 450.
Vermenigvuldigt men, volgens het reglement, het aantal leden
met f 7.50 dan wijst het product f 7312,50 het bedrag aan van de
uitkeering per sterfgeval. Uit de ontvangen contributiën heeft de
J 121 450
V ereemgmg dus 5 16 uitkeeringen kunnen bewerkstelligen.
Met behulp van de overschotten der ontvangsten mag echter wor
den aangenomen dat zij 20 uitkeeringen had kunnen betalen zonder
extra-premiën te heffen.
In 1886 zijn 75 nieuwe lpden toegetredeu. Wanneer de overle
denen en de uitgetreden leden hiervan worden afgetrokken, zoo blijkt
dat de Vereeniging met 48 leden is vooruitgegaan. Het meerendeel
der nieuw aangenomen leden behoorde tot de jongeren; de gemid
delde leeftijd bedroeg 34.jaar. De bewering dat de jonge offi
cieren buiten de Vereeniging blijven mist dus allen grond. (1)
Het verslag wijst verder op een punt dat niet algemeen begrepen
wordt, en hoewel volkomen reglementair, meermalen aanleiding tot
ontevredenheid heeft gegeven. Het bestaat in het feit dat bijna
ieder jaar nieuw toegetreden leden extra-premiën moeten betalen,
terwijl de ouden daarvan zijn vrijgesteld. Deze omstandigheid is
een gevolg van het niet over het geheele jaar gelijkelijk verdeeld
ziju van het aantal sterfgevallen. Hoewel nu ieder nieuw toegetre
den lid als premie betaalt zooveel maal het van zijn normale
(1) Dit bewijs komt mij vrij zwak voor! Een gemiddelde leeftijd van 344 jaar is
niet bepaald jong te noemen. 6.