3
bang, dat de vijand van de zijde van Bengkoelen werd voorzien
van vuurwapens van Engelsch fabriekaatdie geweren waren „wel van
„slechte qualiteit, doch sterkten niettemin het verzet"in die streken,
schreef De Bra uw, „waar geen of weinig vuurwapens zijn is een
„opstand niet te vreezen; daar wordt de rust spoedig hersteld, de
„menschen gevoelen hunne onmacht". Hij drong daarom aan op maat
regelen om bedoelden aanvoer te beletten (missive dd. Tebing
Tinggi, 18 November 1851 La U/A).
Een en ander gaf aanleiding tot eene gedachtenwisseling tusschen
de Regeering en den wd. commandant van het Indisch leger, ge-
neraal-majoor Bakker.
Deze was (missive dd. 31 December 1851 n°. 1 geheim) van
meening, dat het in alle opzichten aanbeveling verdiende om in
Bengkoelen eene deugdelijke diversie te maken en daartoe ook
van die zijde in verband met de aanstaande operatiën van D e
Brauw tegen Am pat Lawang op te rukken. De daartoe te
bestemmen troepen (eene Afrikaansche en eene Inlandsche compagnie
van het 3e bataljon) zouden vooreerst Bengkoelen van rooverben-
den kunnen zuiveren en den toevoer van wapensnaar Ampat La-
wang helpen verhinderen.
Alvorens in deze richting bepaalde voorstellen te doen, had men
bij het Militair Departement een onderzoek ingesteld „naar de oor
zaken der mislukking van de in 1835 zooveel gerucht gemaakt
„hebbende operatie" van Bengkoelen naar Ampat Lawang, toen
de troepen in een zoo „hachelijken toestand" verkeerd hadden (zie
H. M. Lange, Het Ned. O. I. leger ter Westkust van Sumatra,
II bl. 13142)
Uit het werk van den heer Lange is het den lezer bekend, dat,
in 1835, de kapitein L. De Leau met 100 man over Tabemono,
later de kapitein W. H. F. Yogel met 65 man over Kesambi
tot Tebing Tinggi zijn doorgedrongen, en van hier over laatstge
noemde plaars naar Bengkoelen zijn teruggekeerd. Wij brengen
hierbij verder in herinnering dat kapitein De Leau was opgerukt
om te Ka ban, in Ampat L a w a n g, eene versterking aan te leggen
dat, nadat deze plaats zonder eenige vijandelijke ontmoeting bereikt
was, de landstreek waardoor de colonne getrokken was, in opstand