105
bekwamer veldschutter zal zij a dan een, die te voren nimmer een
vuurwapen zag, althans als alle overige omstandigheden gelijk zijn.
Thans is het de vraag, hoe de beoefening van het juistheidsschot
geregeld moet worden, om daarvan voor de toestanden van den strijd
met Inlandsche vijanden het meeste nut te verkrijgen. De beschrij
ving dier toestanden toont duidelijk aan, dat het zaak is de oefening
zoodanig in te richten, dat alle schutters de hoogste bekwaamheid
in het juistheidsschieten erlangen kunnen. Yan eene opleiding
tot scherpschutter, met het doel eene afzonderlijke categorie van
goede schutters te scheppen, mag dus geen sprake zijnde man
schappen ontvangen gelijke opleiding; de bekwaamheid, die men hun
daarmede wenscht te geven (het treffen van kleine, dikwijls kort ver
schijnende doelen op bekende en onbekende afstanden en uit alle
houdingen), hebben allen in het Indische leger in dezelfde mate
noodig. Is aan alle voorwaarden voldaan, dan kan de positie van
scherpschutter geschonken worden met de daaraan verbonden voor
rechten die positie acht ik ondanks vorenstaand betoog noodzakelijk
om de ambitie in het schieten zoo hoog mogelijk op te voeren. Hij,
die haar bereikt heeft, houdt derhalve nog slechts herhalingsoefeningen.
Ons legerstelsel met zijne minstens zesjarige dienstverbintenis is
volkomen tegen zulk eene oefening opgewassen. En alweder moet ik
mijne stem verheffen tegen eene uiting van den Heer Rink in het
straks genoemde artikel, thans op blz. 105, waar deze zich een tegen
stander van eene zeer schoolsche opleiding betoont. De schrijver
staat blijkbaar eene snelle individueele opleiding voor. Zijne
argumenten houden m. i. geen steek. De talrijke overplaatsingen,
die zich in ons leger voordoen, behoeven naar mijne meening geen
beletsel tegen eene grondige individueele opleiding op te leveren,
want zeer goed kan deze in een volgend garnizoen voortgezet wor
den, waar zij in het voorgaande gebleven is. En of het leger in
het vervolg wel bijna altijd gedeeltelijk op voet van oorlog zal zijn,
dit geloof ik te moeten betwijfelende financieele gevolgen van den
Atjeh-oorlog, die den schrijver, toen hij die bladzijde terneerschreef,
blijkbaar voor den geest zweefden, zuilen zich daartegen dikwijls
helaas waarschijnlijk wel verzetten. Overijling is in een oefenings-