ONZE BEMOEIINGEN MET NIAS ONDER GENE RAAL YAN SWIETEN. I. De O. I. compagnie had drie vestigingen op het eiland Nias: te Lara go, Telok Dalem en Nako, maar bepaalde zich uitsluitend tot het behartigen harer handelsbelangen; de aangelegenheden des volks vielen buiten hare bemoeienis, en van haren invloed op de bevolking was in deze eeuw geen spoor meer te vinden. Ook de latere bemoeiingen der Indische Regeering, die in 1840 een militairen post te Goenoeng Sitoli vestigde, hadden een zeer beperkte strekking; men liet zich met de zaken van Nias niet verder in dan voor de handhaving onzer souvereiniteit volstrekt noodig was. Daar de aandacht geheel, en met meer dadelijk nut, op de bezittin gen aan den vasten wal van Sumatra behoorde gewijd te worden, kon men eerst in 1852, toen Sumatra's Westkust gezegd kon worden in eene welvarende en vreedzame landstreek herschapen te zijn, aan eene inmenging met de Niassehe belangen gaan denken. De toenmalige kolonel J. van Swieten, gouverneur van Suma tra's Westkust, schreef toen, den 28en October 1852, een brief (N°. 2534) aan den resident van Tapanoeli, tot welk gewest het eiland Nias administratief behoort. Daar die brief, met de daarop gevolgde correspondentie, den grondslag heeft gelegd voor de later gevolgde handelingen en een juist inzicht geeft van Yan S wie- te n's bedoeling, kunnen wij niet beter doen dan hem - voor zoover hij op Nias betrekking heeft hier over te nemen: „Het is u bekend, dat eene grootere bemoeienis met de landschap pen van Sumatra, die onze heerschappij erkend hebben, maar die niet in rechtstreeksch bezit konden worden genomen, omdat de mid delen ons daartoe ontbraken, heeft moeten vertraagd worden, wijl er geen hoop op afdoende uitkomsten bestond zoolang de aandacht Dl. I, 1890. x

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 12