DE OPLEIDING YAN OFFICIEREN VOOR DE INTEN
DANCE BIJ HET INDISCHE LEGER.
Onder den indruk van de hervorming van den Intendance-cursus
in Nederland schreef ik in het November-nummer van den jaargang
1880 van dit tijdschrift eenige beschouwingen over bovengenoemd
onderwerp.
Destijds bestond de bepaling, dat onder de officieren van de ver
schillende wapens en diensten van het Indische leger, die de lessen
bij de 11° afdeeling der krijgsschool konden bijwonen, zich steeds
één enkel officier der Militaire Administratie mocht bevinden al spoedig
daarna werd echter ingezien, dat deze verdeeling wel wat al te
stiefmoederlijk was.
Sedert geruimen tijd was het Indische legerbestuur er op bedacht,
om het korps militaire intendanten mettertijd te doen bestaan uit
officieren, van wier kennis en algemeene ontwikkeling met groDd
kon worden verwacht, dat zij hunne zoo gewichtige en zoo veelom
vattende dienstbetrekking naar eisch zouden vervullen; dit bleek
onder anderen uit de in het zoogenaamd „Koloniaal Verslag" over
het jaar 1870 voorkomende zinsnede: „De bij eene vorige gelegen-
„heid uit Indië betoogde behoefte eener speciale opleiding voor de
„Intendance is aldaar nader in onderzoek.''
Bij de groote uitbreidingen, die het korps officieren der Militaire
Administratie heeft bekomen, deels door vermeerdering van het aantal
officieren bij de Ve afdeeling van het Departement van Oorlog en bij
de gewestelijke intendances, deels tengevolge van de opheffing van
het bij de militaire hospitalen en de afdeelingsmagazijnen van
kleeding en uitrusting ingedeelde korps militaire ambtenaren, was
het gehalte van de officieren er over het algemeen niet beter op
geworden en schijnt de kwantiteit niet tegen de kwaliteit te hebben
kunnen opwegen, derwijze dat men wellicht nog minder dan vroeger