128 -
Indië en de omliggende rijken en koloniën wordt aan den Intendance
cursus zelve niets meer gedaanbij dit onderdeel van de krijgsschool
staan, gelijk trouwens wel eenigszins verklaarbaar is, de koloniale
aangelegenheden wel wat op den achtergrond. (1)
Alsnu van de eischen voor het toelatingsexamen afstappende,
zullen we nagaan aan welke oorzaken het, naar onze bescheiden
meening, verder moet worden toegeschreven, dat zich slechts een
betrekkelijk gering aantal luitenants-kwartiermeesters voor het volgen
van den Intendance-cursus aanmeldt, en dat het eene groote zeld
zaamheid is. zoo een troepenofficier aan dien cursus deelneemt.
Kunnen de officieren van de hoofdwapens, die den zoogenoemden
tactischen cursus aan de IIe afdeeling der krijgsschool hebben door-
loopen, tastbare blijken zien (2) van waardeering van hun hoogst
lofwaardig streven om meerdere militaire kennis te verkrijgen en
worden deze na hun terugkeer in Indië in de gelegenheid gesteld
zich nader practisch te ontwikkelen, de officieren, die den Intendance
cursus hebben gevolgd, hebben in dit opzicht geene vooruitzichten.
Ofschoon het te eeniger tijd er toe zal moeten komen dat, in na
volging van hetgeen reeds thans bij het Nederlandsche leger plaats
heeft, de aanvulling van het korps Indische militaire intendanten
uitsluitend dóór voor dat dienstvak speciaal opgeleide officieren (3)
zal geschieden, voor het tegenwoordige hebben die officieren daarvan
niet de minste zekerheid, laat staan toezegging, en daar bij de be
staande organisatie van het korps officieren der Militaire Admini
stratie een ieder bij betoonden dienstijver, goed gedrag, accuratesse,
genoegzame kennis van comptabiliteit, enz. op zijne beurt voor eene
plaatsing bij de intendance in aanmerking moet komen, zoo be
staat er niet de minste prikkel voor de luitenants om zich door
het verwerven van meerdere kennis van het vak, boven hunne
collega's te onderscheiden.
(1) Mag dit misschien verklaarbaar zijn, te verdedigen is het stellig zeker niet.
Red.
(2) Ik heb hier het oog op 't bijwonen van manoeuvres in het buitenland (De Xeve,
Van Kooien, Gobée), op de speciale betrekkingen door sommigen bekleed, op de overpl.
bij den gen. staf, op Breijer's detacheering bij de Burmah-exp., en op de detacheering
by andere wapens en topogr. dienst, enz.
(3) De behoefte aan een speciale opleiding was reeds vóór 1870 gebleken, zie hiervoren: