188
drukt; laat ik daarom liever apreken van ons hebben en houden
,,Bedreigd" hoor ik vragen, ,,door wien, door wat?" En ik zie
tal van gezichten naar mij gekeerd. Op enkele bespeur ik een
medelijdenden glimlachop andere eene uitdrukking als vroegen ze
,,soii hij waarlijk rijp zijn doch slechts kort duurt de onzekerheid,
waut een dier medelijdend blikkenden treedt naar voren en voegt mij
toe: ,,Zeg, vriend, zoo ge soms denkt voor Indië s Tindal te kunnen
spelen, dan zijt ge hier niet op uwe plaats; wij zijn wijzer".
En ik, die nog wel hoopte door dergelijk'poseeren furore te zul
len maken, mijn naam te zien zweven op veler lippen, ik treed be
schaamd terug.
Hoe kon ik dan ook verwachten door zoo'n. voorhistorisch onder
werp onze apathische maatschappij te zullen wakker schudden
„Indië bedreigd door een buitenlandschen vijand! Zeker, zeker,
,,maar ook het vergaan van deze wereld is ons in uitzicht gesteld.
„Hu, wie dan leeft, die dan zorge." Dit is de hoofdtoon in veler
gemoed; in het bijzonder denkt men echter nog als volgt:
De handel: „wie ook in Indië de baas mag komen spelen, er zal
„een zware wijs over opgaan, zoo wij hier geen bestaan blijven vinden
De erfpachters in de binnenlanden; „nu ja, voor ze zoover komen
De ambtenaarswereld„het bezit van koloniën, maar van de onze
„in het bijzonder, brengt nevens vele lusten ook zijne lasten mede,
„en zoudt gij denken dat in onzen tijd, nu de laatsten de eersten
„belangrijk overtreffen, op het bezit van Insulinde zooveel prijs wordt
„gesteld dat men het zelfs een oorlog waard acht?'
De Inlandsche bevolkingStil, Pantassin, maak geen
slapende honden wakker.
Het legerja in het leger verheffen zich vele stemmen, ver
schillend in woord en klank.
„Laat ze maar komen, als ze durven!" zoo roept het jeugdige element.
„Wat de Heer doet, dat is welgedaan", zóó klinkt het uit den mond
van de voorstanders der militaire tehuizen.
„La guerre a outrance; liever den dood dan de schande" roepen,
met verheffing van stem en rollende oogen, zij, die veel lazen in
„Amherfs soldata