146 te moeten herinneren aan zijne volkseer; doch ik zou hem wel willen gevraagd zien, of hij het dan wel een bewijs acht dat de natie nog „tgelooft en hecht aan hare eer", wanneer het eene deel uit geldzucht, winstbejag en gebrek aan energie aan het andere gedeelte de mid delen onthield, die een der voornaamste waarborgen uitmaken voor de handhaving van zijn voortbestaan? Gezwegen nog van de vraag, of een dergelijke meening wel met de rede is overeen te brengen, bij de wetenschap dat met het verlies van dat gescheiden gedeelte, Indië geheeten, ook Nederland zijn beteekenis als staat verliezen zou. Kleinzielige en dwaze vrees voor een onafhankelijk IndiSl Maar weet de Commissie dan niet dat de natuurwet zich tegen de geboorte van een dergelijk Indië verzet? Weet zij niet dat de onver mijdelijke voorwaarde daartoe zou moeten zijn dat Indië in waarheid was eene kolonied. w. z. een volkplantingeen land dat zich eigende tot overplanting, tot duurzame vestiging van landgenooten en het daardoor een tweede volk kon zien geboren worden als loot van den moederstam, even krachtig maar ook even levensvatbaar als deze? Waar ter wereld nu heeft de Commissie hot ontwaard, dat een der volken uit de gematigde of koude luchtstreek dergelijke neder zettingen duurzaam heeft weten te vestigen tusschen de keerkringen Zij vergelijke Indië met Canada, de Kaap en de Australische koloniën om deze meening te toetsen aan de werkelijkheidzij neme voorts nota van het feit dat Duitschland, hetwelk sedert jaren het grootste aantal emigranten oplevert, in tien jaren, van 1878 tot 1887, van de 1,157,896 landverhuizers slechts 2882 zag uitwijken naar Afrika en 692 naar Azië, de overigen naar Amerika en Australië. Het zijn derhalve de klimatorische invloeden die, trots het door zoovelen geuit gevoelen van het tegendeel, zich verzetten tegen een duurzame vestiging van Europeanen in Indië. Zij ook verklaren de lauwheid, die in het land onzer inwoning heerscht met betrekking tot het gevaar voor vreemde overheersching en waarvan ik boven gewaagde. Om nog niet te sprekenallen, de overgroote meerderheid dan toch zeker, is van oordeel dat Indië is een goed land, een land waar men veel goeds genoot en dat daarom, eenmaal verlaten, een dankbare herinnering in den geest zal achterlaten; maar datzelfde Indië is

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 157