148 Bij het overwegen van enkele der daarin vermelde denkbeelden, heb ik vaak de meerling gekoesterd dat is' eenvoudiger gezegd dan uitgevoerdZoo bijv. vind ik in toastZie, het woord vloeit me daar ongemerkt uit de penen inderdaad, zoo is het. In de woorden van een toast is men echter niet gerechtigd een al te diepen zin te zoekende stemming, waarin zoo'n toespraak veelal wordt uitgebracht, strekt daartoe tot verontschuldiging, maar anders moet het zijn bij het nagaan van de stellingen van overste Brakel en toch, wan neer enkele daarvan werden opgenomen in het slot van een after- dinner speech, ze zouden ongetwijfeld de dan meestal dankbaar ge stemde gasten gereede aanleiding geven tot three cheersvoor den spreker. Die enkele stellingen maken op mij meer den indruk van gevleugelde woorden en als dienden zij niet zoo zeer tot nadere de- finiëering dan wel tot opluistering van het hoofdbeeld. Zoo vermag bijv. stelling XXII, ook zelfs in verband met toelichting 9, handelende over de verplaatsing van den bestuurszetel, op mij geen anderen indruk te maken. In een uwer vroegere annalen, Yeda, kan men het lezen hoe eertijds een Minister van Oorlog in Nederland, die zijn oordeel moest uitspreken over het Indisch verdedigiugsstelsel, o. m. ook nog deze opmerking maakte, dat alleen het verplaatsen van den zetel van be stuur van Batavia naar Buitenzorg een eeuw zou vorderen. Hoewel ik gaarne erken dat die uitspraak zeer overdreven is, zoo wijst zij er toch ook op dat we hier te doen hebben met eene aan gelegenheid, die, niet alleen om de zaak zelve maar ook om de daaraan verbonden gevolgen, zich niet eigent tot afhandeling met enkele woorden. Hetzelfde geldt voor stelling VII: „De verdediging van Java steunt „op de onvoorwaardelijke trouw van de bevolking en der vreemde in gezetenen." Ik zal de vreemde ingezetenen er buiten laten, doch ik zou den overste Brakel wel willen vragen, hoe hij zich voorstelt dat de in- heemsche bevolking ons hare onvoorwaardelijke trouw toonen zal? Het denkbeeld der twee heeren- dieningv heeft Schrijver uitgesloten. Onzijdig blijven kan de bevolking niet, en zal zij dus met de wapenen in de hand ons moeten bijstaan in den strijd tegen den vreemden indrin ger? Maar heeft menen ik bedoel hiermede niet enkel den Heer Brakel,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 159