149 doch ook den oud-minister De Waal, die wellicht begonnen is die meening te verkondigen heeft men wel overwogen tot welke gevol gen een dergelijk optreden der inheemsche bewoners zou kunnen leiden? Zouden wij daardoor ook den vijand niet het recht in handen geven om ons op gelijke wijze te bevechten? Het loslaten tegen de bevolking en dientengevolge ook tegen ons van een of meer van elders ontboden Inlandsche stammen, zou dan ook onzerzijds tot geen protest kunnen leiden. En als wij soms door den steun van de bevolking het pleit mochten winnen, zouden wij, overheerschers, ons gezag over diezelfde bevol king niet deerlijk hebben ondermijnd door ons aanzetten tot den strijd tegen een blank ras en- onze voorlichting bij zijne verdrijving uit deze streken Ten slotte een enkel woord over de voorgestelde organisatie. Schrijver is het blijkbaar met den kapitein-ingenieur Cool eens, als deze in zijne „Indische Legerbelangen" de meening verkondigt: Geen legerorganisatie kan goed zijnof zij moet met hetverdedi- gingsstelsel in het nauwste verhand staan." De Minister van Koloniën daarentegen treedt in zijn memorie van antwoord op het voorloopig verslag der commissie van rapporteurs voor de begrooting van 1890 met eene geheel andere meening op: „Dat de eenig bruikbare grondslag voor de formatie der levende „strijdkrachten in Indië gezocht moet worden in de vaststelling van „een plan tot defensie van Java tegen een Europeeschen vijand, „meent de ondergeteekende te moeten betwisten. Zulk een plan „zou slechts een hoogst onzekeren grondslag kunnen vormen, omdat „het zou moeten berusten op onderstellingen nopens een vijandelijk „plan van aanval, die in een eilandengebied als onze Indische be zittingen vormen, tot in het oneindige voortgezet kunnen worden, „maar altijd even onzeker blijven. De beste methode bij het vast stellen van de formatie der levende strijdkrachten is zeker deze, „dat men zich met zorg rekenschap geeft van hetgeen beschikbaar „is en er naar streeft die strijdkrachten steeds berekend te doen „zijn voor de taak om ons gezag te handhaven over de bevolkingen, „waarover onze heerschappij zich uitstrekt. Worden de strijdmid-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 160