170 - kunnen zijn, dat dit flankenvuur op hot 3° of 4e stuk worde afgegeven, al naarmate het rechts of links moet vallen. Moet het rechts vallen, dan wordt dus het 3° stuk op de plaats omgezet, gaan het le en 2<= achteruit en het 4°, 5° en 6e vooruit om daarna eveneens naar rechts gekeerd te worden. Hierbij een frontverandering uit te voeren, zooals het nieuwe reglement die voorschrijft, zou te lang ophouden. Hiermede aan het einde van mijn opmerkingen gekomen zijnde, is het haast onnoodig nog te zeggen, dat ik weinig sympathie voor de nieuwe sectieschool en batterijschool, eerste gedeelte, voor de veldartillerie gevoel. De bepaalde fouten en leemten daargelaten, kan de richting dezer reglementen, welke sprekend op de Nederlandsche gelijken, naar mijne meening niet de ware zijn, omdat daarbij soberheid en eenvoudigheid van vormen niet op den voorgrond stonden. Zijn werkelijk hoewel ik dat niet kan toegeven tal van bewegin gen en evolutiën, welke in de practijk nooit te pas zullen komen, noodig om de batterij zoo manoeuvreervaardig mogelijk te maken, dan denke men desnoods driemaal zooveel vormen uit als de nieuwe batterijschool aan geeft. Doch men make dan een scherpe afscheiding tusschen het noodige en het onnoodige en vatte, wat nimmer op het gevechtsveld zal te pas komen, onder een duidelijk sprekend hoofdstuk van de batterij school, eerste gedeelte, samen. Dat slechts een enkele maal op een werkelijke verbetering kon worden gewezen, is niet te verwonderen. Een reglement samen te stellen naar de eischen van de tactiek van het wapen, en daarbij eiken zin, elke bepaling zóó te omschrijven, dat slechts ééne dat is de gewilde lezing mogelijk is, is een zeer moeilijk werk, dat veel tijd vereischt. Wordt dergelijke arbeid als een bijbaantje beschouwd en aan een paar bij de batterijen dienende officieren opgedragen, dan spreekt het wel van zelf, dat geen doorwrocht werk verwacht kan worden. Moge de artillerie dan ook het voorbeeld van het wapen der Infan terie willen volgen, en de herziening harer reglementen in handen stel len van eene commissie, van welke twee leden boven de formatie worden gevoerd, die zoodoende gelegenheid hebben zich uitsluitend aan dat werk te wijden. BataviaNovember 1889. F. C. Gkanpré moliere.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 181