40 2 186 II Denkbeelden omtrent de organisatie van het leger. II. Omtrent de organisatie van een leger bestaat geen absolute waar heid. Wat voor het ééne land goed is, is het daarom nog niet altijd voor een ander. (13) In de toelichting op deze stelling komt onder meer voor: „Met het beginsel, volstrekte afhankelijkheid van Nederland, hetwelk „zeer demoraliseerend werkt, moet evenzoo ten eersten gebroken worden. „Zoowel wat betreft het materieel als het personeel moet niets uit Nederland „komen, wat in Indië zelf kan vervaardigd of opgeleid worden. „Het Indisch leger heeft dringend behoefte aan een goeden generalen „staf en de opleiding tot goede stafofficieren. „De opleiding moet in Indië plaats hebben. Evenzoo de opleiding van „officieren en kader" Berekend naar de verliezen over de jaren 1884 t/m 1888. zouden jaarlijks het volgend aantal 2« luitenants aangesteld moeten worden (1) Ten einde niet in ongehoorde uitgaven te vervallen, ligt het, dunkt mij, met het oog op bovenstaande cijfers voor de hand, dat aan eigen opleiding van officieren der cavalerie, artillerie en genie niet gedacht mag worden; en blijft nog alléén de vraag te beantwoorden, of zulks gewenscht is ten behoeve van de Infanterie en de Militaire Ad ministratie. Luidt het antwoord daarop bevestigend, dan zou de Militaire School te Meester Cornelis aanmerkelijk uitgebreid moeten worden. De volgende opgave, loopende van af het jaar 1884, alzoo sinds het tot stand komen van den tweejarigen cursus, toont aan hoeveel offi- (l) l)e officieren van gezondheid, militaire apothekers en paardenartsen zijn buiten beschouwing gelaten. Het zal toch wel niet in schrijvers bedoeling liggen, ook voor deze betrekking de noodige opleiding in Indië te verlangen. Toelichting (13) zegt niets bepaalds dienaangaande. Infanterie. Cavalerie Artillerie Genie Mil. Administratie

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 197