„Eindelijk heb ik de hoofden in het bijzonder aanbevolen, meer
werk te doen maken van het bereiden van olie; dit is een gewild
artikel en kan mettertijd, bij meer ontwikkeling, een niet onaan
zienlijke tak van binnenlandschen handel uitmaken.
„Ik kom thans tot den toestand der bevolking, en aangezien deze
bestaat uit twee elementen van verschillenden oorsprong, zoo ver
meen ik dat zij met eenig onderscheid en afzonderlijk dient behan
deld te worden, te meer daar de geaardheid en belangen dezer vol
keren zeer verschillend zijn.
„Tot het eerste dezer elementen kan men rekenen de oorspronkelijke
bewoners des lands of, liever gezegd, de Niassers; en tot het tweede
de Malpiers, Chineezen, Atjehers, Boegineèzen, of de bewoners van het
Noorder- en Oosterstrand tot aan den hoek van Goenoeng Limbo e.
„Algemeen wordt gezegd en aangenomen dat de Niassers behooren
tot die volkeren welke nog in de diepste woestheid verzonken zijn
en niet vatbaar zouden wezen voor zedelijke verbetering en beschaving.
„De zaak echter meer van nabij beschouwende, komt men groote-
lijks van dat denkbeeld terug. Het valt niet te ontkennen, dat de
Niassers in het binnenland nog barbaarsche gewoonten aankleven,
zooals het koppensnellen, het offeren van menschen bij groote festivi
teiten of plechtigheden, en dat zij elkander gedurig beoorlogen met
het doel om te rooven en te plunderendoch al die wreede praktijken
zijn meer het gevo'g van den gebrekkigen maatschappelijken toestand
en van den geringen staat van beschaving en ontwikkeling, dan wel
van de natuurlijke inborst en de neigingen der inboorlingenandere
omstandigheden, waarover ik later zal spreken, dragen daartoe overi
gens veel bij.
„Ik vermeen dan ook te mogen beweren, dat de mogelijkheid be
staat om, zonder veel moeite of groote opofferingen, hierin eene ver
andering te doen brengen.
„Bij eene goede leiding en voorlichting laat de Niasser zich tem
men en kan hij spoedig tot mensch gevormd worden. De voorbeelden
daarvan zijn niet ver te zoeken.
„Hoeveel zijn er niet ter Westkust van Sumatra die,
nauwelijks met andere volkeren in aanraking komende, zich tot goede