194
die van een hoofd- of subaltern officier, waren vereenigd. En zelfs
rekening houdende met den in stelling XL, toelichting (20), uitgespro
ken wensch, dat in nog niet of pas onderworpen gewesten, het civiel
en militair gezag in één persoon (militair) moeten berusten, vermeent
zij met allen grond te mogen vragen hoe zal de geschiktheid voor
het civiel bestuur altijd kunnen blijken P
In toelichting (17) wordt niet van den kolonel dat is van alle
kolonels gevergd, dat hij de geschiktheid voor het civiel bestuur
bezitte. Dit doet schrijver alleen ten opzichte van de brigadecom
mandanten en van de kolonels van het wapen der Infanterie. Alzoo
niet van den kolonel, commandant van het regiment Cavalerie en
van de kolonels (generaals), chefs van het wapen der Artillerie en
der Genie.
Willen dus hoofdofficieren der Cavalerie, Artillerie en Genie voor
brigadecommandant in aanmerking komen, iets waarop door schrij
ver voor twee brigades wordt gerekend, dan ligt het voor de hand,
dat zij ook buiten het eigen wapen hebben te dienen, en alleen door
den Generalen Staf heen hun doel kunnen bereiken.
Schrijvers eisch komt mij niet onbillijk voor, omdat de door hem
aangegeven brigadecommandanten en kolonels der Infanterie de aan
gewezen personen zijn, die wellicht eenmaal als commandant eener
belangrijke expeditie moeten optreden.
En hoe de geschiktheid voor het civiel bestuur kan blijkenof
laat mij liever zeggen: kan worden aangeleerd?
Door alle officieren, die de krijgsschool met goed gevolg hebben
doorloopen, na ommekomst van de thans reeds gestelde detachee
ringen bij de andere wapens, enz. gedurende minstens twee jaar bij
het civiel bestuur in de leer te doende één op Celebes, een
ander op Borneo, een derde op Sumatra's Westkust, enz.
Yerder vraagt de Jury van beoordeeling hoe voor brigadecom
mandanten en voor kolonels van het wapen der Infanterie altijd zal
kunnen worden voldaan aan een anderen eisch; namelijk dat zij bij
eene expeditie het commando moeten hebben gevoerd over eene uit
verschillende wapens bestaande afdeeling.
In aanmerking nemende, dat schrijver acht brigadecommandanten