ingezetenen, tot geschikte ambachtslieden, landbouwers, huisbedien den, enz. hebben gevormd, en in zaken van het dagelijksche leven verstand en een goed oordeel toonen „Doch men heeft zich tot dusver nog weinig om dat volk be kreund, en niets is verricht om zijne maatschappelijke instellingen te verbeteren. Waren daarmede proeven genomen, dan twijfel ik niet of de resultaten zouden gunstig zijn geweest, en het volkskarakter en de geaardheid van den Niasser hadden reeds een geheel andere plooi gekregen. „De hervorming dient echter aangebracht te worden door een gun- stigen invloed van buiten, en om die reden zouden dan ook zendelingen op het eiland met vrucht werkzaam kunnen zijn juist niet speciaal met het doel om dadelijk het Christendom aldaar voort te planten en een groot getal proselieten te maken, doch hoofdzakelijk met het oogmerk, om de inboorlingen trapsgewijze eenigszins te beschaven, hunne levenswijze te hervormen en de gemoederen tot vrede en eensgezindheid te stem men. Ivon de bekeering, nadat het volk tot eene toenadering tot het Christendom te brengen was, later daarop volgen, hetgeen niet onwaarschijnlijk is dewijl toch vele Niassers aan het Oosterstrand tot het Mohammedaansch geloof zijn overgegaan en zij daardoor blijken hebben gegeven, niet al te zeer gehecht te zijn aan hunne heidensche bijgeloovigheden, zoo zou dit gewis de goede zaak in de hand werken en bespoedigen. Ik acht mij dan ook verplicht, aan Uwe beslissing te onderwerpen, of het niet raadzaam zou zijn, het bestuur van het Nederlandsch zendinggenootschap hierover te schrijven en te ver zoeken, eenige zijner zendelingen naar Nias te dirigeeren, teneinde daar hunnen arbeid aan te vangen. „Het volkskarakter te schetsen van het tweede element: de Maleiers, Chineezen, Boegineezen en A.tjehers, welke het Noorder- en Oosterstrand bewonen, zal wel overbodig zijn; het is genoeg bekend. Alleen zij gezegd dat zij zich bezig houden met den landbouw en den kleinhandel. Zij voorzien den Niasser van benoodigdheden die van elders moeten worden aangebracht, als: tabak, lijnwaden, koper draad, rood laken, gongs enz. „Ook dit is zeker, dat zij de Niassers als bloote werktuigen beschouwen en met verachting op hen nederzien; zoomede, dat zij er

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 20