199 Verder nog in artikel 40 van de ontwerp-organisatie „Ten behoeve der veldeskadrons van de expeditionnaire brigades be- „staat eeae oorlogsreserve, berekend op 30°/o der sterkte, uitmakende „het 4» peloton dier eskadrons." Wilde men nu de verhouding 11,5 doen bestaan tusschen het Europeesch en het Inlandsch element der cavalerie, dan ligt het voor de hand dat zoowel het reservepeloton als één der pelotons waar mede de eskadrons te velde trekken, uit beide landaarden moest zijn samengesteld. Gelooft schrijver dat één onzer cavalerie-offieieren er op gesteld zal zijn zulks voor laatstgenoemd peloton verwezenlijkt te zien? Volgens de bestaande formatie telt het regiment Cavalerie met den daarbij behoorenden staf 446 Europeesche en 400 Inlandsche onderofficieren en minderen. De verhouding tusschen beide land aarden is dus die van 1,1: 1, en heeft ten gevolge dat de veld eskadrons in twee Europeesche en twee Inlandsche pelotons kunnen worden ingedeeld. Die verhouding te brengen 1: 1,5 acht ik niet raadzaam. Het Inlandsch element eigent zich nu eenmaal minder voor enkele belang rijke diensten bij het ruiterwapen, en zeker is het dat menig cava- lerie-officier het liefst geheel zag verdwijnen. Voor de veld- en bergbatterijen is het niet mogelijk van te voren een bepaalde verhouding tusschen Europeanen en Inlanders aan te geven. Bij de bergartillerie zal die verhouding bovendien weer anders uitvallen als bij de veldartillerie. Is éénmaal het aantal vuurmonden, voertuigen, draagbare munitiekis- ten, broko's, ranseldragers, enz. per batterij vastgesteld, dan vloeit daaruit bij beide soorten artillerie ook van zelf de verhouding tusschen beide landaarden voort. Dastukscomm indanten en de bedieningsmanschappen bij de vuurmonden zijn immers per se Europeesche, de stukrijders en paarden- (muildier-) geleiders daarentegen altijd Inlandsche manschappen. Bij toeval is die verhouding voor eene volgens de bestaande for matie op oorlogsvoet gebrachte veldbatterij vrij wel gelijk aan de door schrijver verlangde, namelijk 97 Europeanen op 154 Inlanders, dus 1: 1,6. (zie Batterijschool, 2° gedeelte; blz. 126.)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 210