206 De verwezenlijking van schrijvers wensch zoude alzoo eene meer dere jaarlijksche uitgave van ruim f 43000 ten gevolge hebben. Eene detacheering bij den Topographischen dienst schijnt schrijver niet noodig te achten voor hen die de stafschool hebben doorloopen. Hij rept daarvan althans 'niet. En dat niettegenstaande de door hem geuite meening (toelichting 32) „Een stafofficier behoort voldoende vertrouwd te zijn met den dienst „der militaire verkenningen." In die toelichting lezen wij verder: „De topographische dienst maakt een onderdeel van den staf uit, doch „de officieren van dien dienst behooren niet allen tot den Generalen staf. „Wij wenschen alleen den chef van dien dienst en een zijner „bureau-officieren tot den generalen staf te doen behooren". Waarom dit laatste? zeer terecht heeft schrijver nog even te voren gezegd: „Een officier dier verkenningen, al munt hij uit, is daarom nog geen „stafofficier". Volgens stelÜDg LXI zouden ook officieren, die de stafschool niet hebben bezocht, bij den Generalen Staf geplaatst kunnen worden. Uitstekend, doch onder voorwaarde dat degenen, die de school wel bijgewoond hebben, steeds voorgaan. [Wordt vervolgd.) Batavia19 Januari 1890. j) F. C. GRA.NPÉ MOLIERE.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 217