EENE MAAND IN DE LEGERPLAATS TE OLDENBROEK.
In den aanvang van het jaar 1889 werd door mij per rekest aan
den Minister van Koloniën verzocht om een der cursussen, welke
in de zomermaanden aan de artillerie-schietschool in de legerplaats
te Oldenbroek voor de officieren der artillerie van het Nederlandsche
leger worden gehouden, te mogen bijwonen.
Op dit verzoek gewerd mij de gunstige beschikking, vervat in
het antwoord van den Minister, dat ik hieronder in extenso laat
volgen, om reden daarin nog eenige nadere bepalingen, het verblijf
en de legerplaats betreffende, voorkomen.
Departement van Koloniën.
Lett. C. De Minister van Koloniën
N°. 9.
Gelezen enz.:
en alsnu beschikkende op het rekest, gedagteekendAardenburg, 19 Jan.
1889, waarbij de met verlof hier te lande aanwezige kapitein der artillerie
van het Indisch leger J. L. Swart verzoekt te mogen deelnemen aan de
oefeningen der artillerie in de Legerplaats bij Oldenbroek op denzelfden
voet als dit reeds in vorige jaren aan officieren van het Indische leger
werd toegestaan;
Heeft goedgevonden
bij uittreksel aan den adressant te doen kennen:
dat hem vergunning wordt verleend om deel te nemen aan den cursus,
welke van 8 Mei tot 8 Juni a. s. in de voormelde legerplaats zal ge
houden worden;
dat hij zich in verband daarmede op den eerstgenoemden datum
(vóór 4 uur 's namiddags), onder overlegging van deze beschikking, in
marschtenue behoort aan te melden in de Legerplaats bij Oldenbroek bij
den Majoor, Directeur der artillerie-schietschool;
dat hem bij Koninklijk besluit van 8 April 1889 N°. 4 eene toelage
van 1.75 (een gulden vijf en zeventig cents) daags is toegekend, ge-