210 hooren door zijn ambtgenoot van Koloniën de noodige stappen te worden gedaan, dat daarvan zooveel mogelijk ook ten behoeve van het Indisch leger worde partij getrokken. Men hoort dikwijls spreken van de groote wenschelijktieid van eene fusie van beide legers en het is alsof in de practjjk dikwijls alles gedaan wordt om beide legers daar, waar het eene in groote mate van het andere kan profiteeren, juist van elkander gescheiden te houden. Onlangs werd in Indië een schietschool voor het wapen der in fanterie opgericht. Men heeft zoo vaak van bevoegde zijde op het bestaan van een dergelijke inrichting zien aandringen, dat niet kan betwijfeld worden, of daaraan bestond werkelijk groote behoefte. Men moet het dus alleszins toejuichen dat bedoelde schietschool ein delijk tot stand is gekomen. Dit neemt echter niet weg dat het betreurd moet worden dat men steeds nagelaten heeft van de reeds zoovele jaren te 's Hage bestaande schietschool ten bate van het Indisch leger zooveel partij te trekken als wel mogelijk was. Het bijwonen van de daar gehouden cursussen door onze infanterie-offi- cieren met verlof is, wanneer ik mij niet vergis, ook steeds facul tatief geweest en gebleven. Ik veroorloof mij deze eenigszins re trospectieve beschouwing, omdat het mij voorkomt dat, niettegenstaande in Indië deze schietschool is opgericht, het wellicht nog steeds wen- schelijk zoude zijn dat alle infanterie-officieren, met verlof, ook een cursus aan de Nederlandsche schietschool bijwoonden. De Indische vestingartillerie is zeer achterlijk met hare be wapening. Van de vuurmonden, welke daarin voorkomen, ziet men de meeste in Europa nog slechts bij de artillerie tot het voorstellen van doelen of als antiquiteiten in de musea. Het bestaan van een schietschool voor de Indische artillerie is derhalve nog niet noodig, de uitgave van groote sommen voor de oprichting daarvan ten minste niet gemotiveerd. Niettemin blijft het om vele redenen toch zeer wenschelijk, dat de officieren dier artillerie op de hoogte zijn en blijven van de groote vorderingen, welke de artillerie-wetenschap in de laatste jaren gemaakt heeft, en nog steeds maakt. Nu hebben de jongere collega's het schieten met de achterlaad-kanonnen van grooter kaliber en met de achterlaad-mortieren ten tijde van hunne oplei ding te Breda en te Delft geleerd, maar met de oudere kameraden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 221