230
zelf vol plichtbesef het voorbeeld geeft, ook niet te doen. Maar, al
kan Graade niet vooruit, teruggaan wil hij evenmin en dus
blijven zal hij waar hij staat. Wat van zijne sectie bij dien eersten
aanloop niet reeds dadelijk buiten gevecht is gesteld, wijkt terug en
sleept de drie andere sectiën mede. Te midden echter van den woe
denden drom, die daar hakt en slaat en gilt, zien wij Graade 's rijzige
figuur boven allen uitsteken; het lange rapier, waarmede wij gewoon
zijn hem te zien uitrukken, in zijn ijzeren hand een geducht wapen,
zwaait gierend door de lucht; men kan er zich van verzekerd houden
dat elke slag een tegenstander velt.
Maar, wie zien wjj naast hem staan? Het is Schordell. Zijn
luitenant verlatendat nooit. n Wijken"? Aan niets heeft hij op
dit oogenblik minder gedacht en mee deu heldengeest, hem eigen,
blijft hij den geen duim breed terugtredenden Graade op zijde; de
wanhopige strijd wordt gezamenlijk voortgezet.
Een minuut, wellicht minder, is verloopen en de ten rechten tijde
ondernomen tegenaanval van de compagnie Hansen brengt de Atjehers
tot staan, vervolgens tot vluchten, waarna de energiek doorgezette
vervolging het gevechtsveld geheel van vijanden zuivert.
Graade en Schordell, zij liggen ter aarde; het drama, hoe kort dan
ook van duur, was afgespeeld; het had ons 18 offers gekost.
Yan de reserve schieten thans dokter en handlangers toe om de
gewonden achteruit te brengen, en als wij de plek bereiken, waar
Gaade en Schordell liggen, dan bewijst do kring ontzielde lichamen,
die beiden omgeeft, op afdoende wijze hoe duur het leven hier is
verdedigd.
Gaadel"klinkt het angstig ons van de lippen, doch elk
teeken van leven blijft uit; de levensvonk is uitgeblazen.
Diep betreurde kameraad! Uw sympathieke trekken zweven
ieder voor den geest, die U slechts eenmaal zag. Die het voor
recht genoot U meer van nabij te kennen, waardeerde in U den uit
muntenden aanleg, den zielenadel en den ridderlijken geest, die
U stempelden tot een figuur van wie de toekomst veel deed ver
wachten.
De roemvolle wijze, waarop gij het leven liet, zij een voorbeeld
voor allen en in het H. I. Leger, waarvan gij een sieraad uitmaaktet,