236
De van de benedenstad aanrukkeude troepenmacht nadert thans
al meer en meer. Het 10c bataljon, dat ter ontvangst der kameraden
zich reeds vroegtijdig heeft op marsch begeven, schijnt den wel
verdienden voorrang aan de teruggekeerden gunnend aan den staart
der colonne te hebben plaats genomen, want zij, die aan het hoofd
marcheeren, zijn de mannen van het lle. Wij zien 't het allereerst
aan den boven allen uitstekenden korpscommandant, en als de stoet
te onzer hoogte is gekomen aan de door de zon verbrande gelaats
kleur der Europeanen, aan het stoffig waas dat over kleeding en
equipement ligt uitgespreid, ten teeken dat de zorg voor die zaken
heeft moeten achterstaan voor vrij wat ernstiger bezigheden. Wij zien
't ook bij menig Inlandsch soldaat aan de gelaatstrekken, die op ver
moeienis en ontbering wijzen; aan dien flankeur, die, barrevoets in de
gelederen medeloopend omdat zijn schoenen hem begeven hebben, dezen
marsch beschouwt als kinderspel waar hij daarginds hetzelfde deed
langs ongebaande wegen. Wij zien 't aan dien Inlandschen gegra
dueerde, wien het verbanddoek om de slapen de hoofdwond dekt, in den
strijd bekomen, maar die niettemin zijn functiën als guide bleef ver
vullen en daarvan hier getuigenis komt afleggen. Wij zien 't, in het
kort, aan dien eigenaardigen stempel, die op elk van expeditie terug-
keerend korps is gedrukt. Door den aanblik daarvan verrijzen,
geheel spontaan, voor onzen geest de beelden van de gevechten
waaraan de teruggekeerden deelnamen, van de verliezen die zij leden,
de heete vuren waarvoor zij meermalen stonden en de volharding
die zij betoonden bij het overwinnen van gevaren en moeilijkheden.
Deze werking van den geest, zich parende aan de tastbare werke
lijkheid: „het bevochten schitterend resultaat", zij brengt in ons
gemoed de snaar in trilling, die onweerstaanbaar dringt tot uiting.
En als dan ook bij den opmarsch der troepen naar het voorplein
van het Hotel des Indes, het vaandel van het 1 le bataljon gekomen
is onder den eersten eereboog en door een kunstig uitgedachten
toestel een lauwerkrans statig nederdaalt en de plooien van het
dundoek omstrengeltdan wordt het gevoel ons te machtigen
luide stemmen ook wij in met het door de menigte aangeheven
hoera, dat donderend ten hemel stijgt bij dit bewijs van hulde aan
allen, die onder het gelauwerd symbool van trouw hun leven hebben