- 239 bereiders was niet minder welgemeend en de eer en de hulde aan het Indisch Leger gebracht want gelijk te Batavia was het ook toegegaan op de andere hoofdplaatsen, waar troepen van den veld tocht waren teruggekeerd hadden luide weerklonken tot zelfs in de uithoeken van ons eilandenrijk. Thans, na dertig jaren, heeft een nagenoeg nieuw geslacht het toenmalige vervangen. Nog slechts één ooggetuige van den krijgstocht hebben wij het voorrecht in de gelederen te tellen, het is de tegen woordige Chef van het wapen der Genie, en nog maar weinigen resten ons, die reeds in die dagen deel uitmaakten van onze militaire maatschappij. Pier, met opgeheven hoofd en rechtmatigen trots was het Indisch Leger het jaar 1860 ingetreden. Met eere had het in de laatstelijk verloopen vijf en dertig jaren zijn vanen zien wapperen binnen den Kraton van Pleret, in de ter reinen tusschen de Progo en Bogowonto, op den Marapalm, te Matoea, op de wallen van Bondjol, vóór Djagaraga en kortelings in Boni's velden. Het mocht zich beroemen in die verschillende oorlogen als aanvoerders te hebben gehad mannen als de generaals De Koek en Yan Geen, de kolonels Cochius, Cleerens en Elout, de luitenant kolonels Raaff, Poland en Vermeulen Krieger en laatstelijk de ge neraals Michiels en Van Swielen. Aan lof en hulde had het in die jaren niet ontbroken. Nog was de nagalm niet uitgestorven van 's Konings woorden in de dagorder van 11 December 1849, naar aanleiding der 3e Balische expeditie „Het Indisch leger, ondersteund door onze wakkere zeemacht, „heeft lauweren verworven op welke het fier kan zijn „Dapper leger van Nederlandsch-Indië, Mijne hoogachting, Mijne „zorg voor Uwe belangen blijven U gestadig vergezellen!" Ook het kortelings ondervonden huldebetoon zou niet spoedig uit, het geheugen gaan, evenmin als de woorden door den commandant der expeditie, bij het einde van den veldtocht, tot zijne troepen gericht: V

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 254