- 240 „Ik zal uwe diensten en uwe houding niet vergeten en ze steeds gedenken als de voortreffelijkste, die ik gedurende mijne militaire loopbaan heb bijgewoond." Zelfs in 's lands vergaderzaal bleven de loftuitingen voor het „dappere Indische Leger" niet uittoen en ook vaak daarna is daar de meening verkondigd, dat die armee voor geen andere ter wereld behoefde onder te doen. En om de hoofden als 't ware nog meer te doen duizelen, nam ook de Indische militaire litteratuur, dien lof nog meer verbreidend, in de eerste jaren voor en na 1860 een tot dat tijdstip ongekende vlucht. Op Weitzel's in 1852/54 verschenen oorlog op Java, was in 1859 gevolgd diens beschrijving van de 3e Balische expeditie en maak te in datzelfde jaar Gerlach's Pastes Militaires zijne intrede. "VVas de later als militair schrijver zoo gunstig bekende majoor Van Rees in 1858 gedebuteerd met zijn Montrado, in 1859 verscheen van diens hand Wachia, Taykong en Amir en in 1860 de Annexatie der Redjang. En ook de eerste hieropvolgende jaren waren in dit opzicht niet min der rijk; ik noem als de voornaamste toen verschenen werkenWeit zel's schetsen uit het oorlogsleven, in 1862 uitgegeven Van Rees' Bandjermasinschen krijg, dagteekenende van 1865 en de levensbe schrijving van Toontje Poland, in 1867 in druk verschenen, zoomede tal van opstellen in den Militairen Spectator. Schitterend in alle opzichten was voorwaar het beeld dat het jaar 1860 van het Nederlandsch-Indisch leger te aanschouwen gaf, maar... „het zijn sterke heenen die de weelde dragen''' en ik geloof dat het leger, of laat ik mij juister uitdrukken, dat de Indische infanterie de waarheid van dit spreekwoord tot haar nadeel heeft ondervonden. Voor de lezers van dit tijdschrift zijn de militaire brieven van Kraft, Prinz zu Hohenlohe Ingelfiugen geene onbekenden; er kan dus ook geen bezwaar tegen zijn om met de deur als 't ware in huis te vallen, door de aanhaling van het volgende uit een der brieven over Infanterie, waarbij de gevierde schrijver het oog heeft op den toe stand na den Fransch-Duitschen oorlog: „Niets ware natuurlijker geweest, dan dat ouzeinfanterie gemeend

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 255