261 waarheen hij zich begeven had, door de politie bij den Assistent Resident gebracht wordende, aan deze autoriteit overhandigd heeft, een door hem opgemaakt en valschelijk met den naam van zijn korpscommandant, lui tenant-kolonel Y., onderteekend, ten name van Hendriksafgegeven briefje strekkende, om te doen blijken, dat hem vergund was, zich 2x24 uren buiten den bepaalden rayon te mogen ophouden; Overwegende, dat naar aanleiding van deze klacht beklaagde naar den krijgsraad verwezen is door den Militairen 'Commandant te S...., waar op aldaar het gerechtelijk onderzoek ter zake is gehouden; Overwegende, dat alsnu op grond van beklaagdes erkentenis in ver band met de beëedigde verklaringen der getuigen Y., B. en S., zoomede met de ten processe aanwezige bescheiden, nl. een afschrift missive van den Assistent Resident van Bdd. 3 Mei 1889 (Lr. B) en een permissie-biljet woordelijk inhoudende: Baton,compagnie, wordt mist deze Permissie verleen „aan Den Europfuselier Hendriks Alg, StambN°. 21612, om zich ge- „durende 2 X 24 uren huiten de onbepaalde Raijond te mogen ophouden. „De korpscommandant Y." wettig en overtuigend bewezen is, dat beklaagde, die op den 2en Mei jl. het kwartier te Sverlaten en zich naar Bbegeven had, dienzelfden dag aldaar door de politie aangehouden en bij den Assistent Resident gebracht wordende, opgemeld, valschelijk met den naam van zijn korpscommandant ouderteekend permissie-briefje, aan genoemde au toriteit overhandigd heeft, als zijnde een hem door zijn korps- of gar nizoenscommandant afgegeven verlofpas; Overwegende dat dit feit valt onder het bereik van art. 104 van het Crimineel Wetboek, daar toch, hoewel een permissie-briefje zooals dat, waarvan beklaagde zich bediend heeft, geen verlofpas is in de gewone be- teekenis van het woord, het niettemin, nu beklaagde dat briefje klaarblij kelijk als een verlofpas heeft aangewend, daaronder kan worden gebracht, zoo noodig met toepassing van art. 17 van het Crimineel Wetboek; Overwegende, dat aangezien blijkens de ten processe aanwezige door den officier van gezondheid E., op den eed aan den Lande gedaan, op gemaakte geneeskundige verklaring (Product Lr. Q) de beklaagde lijden de is aan stoornis van zijn geestvermogensbeklaagde voor eene genees-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 276