262
kundige commissie gebracht werd, welke echter, in hare zitting dd. 15 Juli
jl. (zie Product Lr. R), beslist heeft, dat de gebrekkige geestesontwik
keling van den beklaagde, onder geen bepaalden ziektevorm is te rang
schikken en dat hij geacht moet worden strafrechterlijk toerekenbaar
te zijn;
Overwegende, dat, nu uit beide evengemelde stukken, in onderling
verband en samenhang gebracht, blijkt, dat beklaagdes geestesvermo-
gens slechts gebrekkig ontwikkeld zijn, aangenomen moet worden, dat
hij het misdadige zijner handeling niet volkomen beseft heeft, zoodat er,
uit dien hoofde, aanleiding bestaat om, in casu, verzachtende omstandig
heden toe te passen
Gelet op art. 203 van de Rechtspleging bij de Landmacht; 17, 53,
54, 104 en 210 van het Crimineel Wetboek; 4, 10 en 19 van Staats
blad 1883 N°. 54;
Rechtdoende
ln naam en van wege den Koning!
Verklaart den in hoofde dezes genoemden beklaagde de W. N°
schuldig aan
„Het zich bedienen van een valschen verlofpasonder verzachtende om-
standigheden
Veroordeelt hem deswege tot de straf van militaire detentie voor den
tijd van één maand;
Verwijst den beklaagde nog in de kosten en misen der Justitie en in de
kosten van den processe;
Aldus gedaan en gewezen op heden jDinsdag, den derstigsten Juli
1800 negen en tachtigdoor ons, enz.