268 Wij kunnen ons daarom niet vereenigen met het gevoelen van den Advocaat Fiskaal, dat het door den fuselier de W. gepleegd feit het mis drijf van valschheid in een reispas" zoude daarstellen. Een permissie-briefje heeft met een reispas of marschorder geen over eenkomst, doch wel met een verlofpas. Wordt dus beslist, dat de aanwending van een valsch permissie-briefje door een militair een misdrijf is, dan ligt o.i. voor de hand, dat daarop, evenals op het gebruikmaken van een valschen verlofpas, niet het gemeen maar het militair strafrecht worde toegepast. Een woord nog omtrent het 4e punt der opgemelde uitspraak. De R. L. kent slechts vier soorten van vonnissen: 1°. een vonnis van onbevoegd verklaring (art. 241); 2°. een vrijspraak vonnis (art. 181); 3°. een vonnis van absolutie van de instantie (art. 177), en 4°. een veroordeelend vonnis (artt. 203—207). Te recht heeft dus het H. M. G. in het onderhavige geval, waar het ten laste gelegde feit ivel bewezen ivas, doch geen strafbare handeling daar- steldebeslist, dat er geen wettelijke grond bestond, om den beklaagde, overeenkomstig de bepalingen van de burgerlijke strafvordering, van rechtsvervolging te ontslaandoch dat hij van het hem ten laste gelegde feit behoorde te worden vrijgesproken. Evenwel zijn, bij art. 17 van staatsblad 1883 N°. 54, op het militaire recht o. m. toepasselijk verklaard de voorschriften van het gemeene recht omtrent de toerekenbaarheid. Op grond daarvan heeft het H. M. G. bij arrest dd. 1 April 1889 beslist, dat, wanneer wegens krankzinnigheid, hoogen graad van dronkenschap of anderszins, het den beklaagde ten laste gelegde en door het gehouden gerechtelijk onderzoek bewezen feit, hem strafrechterlijk niet toerekenbaar is, de krijgsraad den beklaagde niet mag vrijspreken maar dat hij in dit bijzonder geval, krachtens ait. 17 staatsblad 1883 N°. 54 in verband met art. 169 Reglement op de strafvordering in zijn vonnis alleen ver klaren moet, dat „het den beklaagde bij de introductieve klacht ten laste gelegde en ivelbeivezen feit wettelijk noch misdrijf noch overtreding oplevert. Daar de studie van voorbeelden uit de practijk inzonderheid op het gebied der rechtswetenschap zeer leerzaam is, hebben wij vermeend, dat bovenstaande beschouwingen wellicht van nut konden wezen. Mocht

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 283