GEDACHTEN EN VRAGEN OVER DE PROEVE EENER
ORGANISATIE VAN HET NEDERLANDSCH-INDI-
SCHE LEGER DOOR D. BRAKEL, LUIT.-KO-
LONEL DER INFANTERIE V. H. NED.-
INDISCHE LEGER.
Vervolg van blz. 206.)
LXIII. In elk garnizoen is de oudste troepenofficier militaire com
mandant.
Te BataviaSemarangSoerabaia, Padang, Magelang en Kota Radja is
met het oog op de vele werkzaamheden, een hoofdofficier belast met den
plaatselijken dienst onder den naam van plaatselijken commandant. Aan hem
is toegevoegd een luitenant met den titel van luitenant plaatselijk adjudant.
In garnizoenen, waar de brigadecommandanten verblijf houden en niet
zijn één der 6 bovengenoemde plaatsen, is de oudste op den brigadecom
mandant volgende troepenofficier belast met de waarneming van en het
toezicht op den plaatselijken dienst met den titel van fungeerendplaatselijk
commandant.
Aan hem is met oog op de werkzaamheden toegevoegd een kapitein met
den titel van kapitein plaatselijk adjudant.
In aïle overige garnizoenen is de militaire commandant belast met den
plaatselijken dienst.
Evenals de laatstbedoelde garnizoenen, waar de brigadecommandanten
verblijf houden, is in de overige groote garnizoenen aan hen toegevoegd
één kapitein met den titel van kapitein plaatselijk adjudant.
In garnizoenen van mindere sterkte ivordt door hem een officier met
enkele werkzaamheden, den plaatselijken dienst betreffende, belast, die den
titel draagt van fungeerend plaatselijk adjudant.
De iverkelijke titularissen worden uit de infanterie genomen.
Voor de fungeerende plaatselijke commandanten en adjudanten is zulks
geen vereischte.
Dl. 1, 1890. 18