276 „gezonden, die, elk beslissend gevecht ontwijkende, hem zooveel mogelijk „tracht op te houden door het benutten der veelvuldig voorkomende, en „voor den verdediger zoo gunstige stellingen in het gebergte, terwijl do „aanhoudende bedreiging der verbindingswegen met zijn basis, door de „kleine zelfstandige colonnes, hem moet noodzaken meer en meer troepen „ter bescherming dier wegen af te zonderen." Uit welke wapensoort die „kleine zelfstandige detachementen'' moeten bestaan, wordt niet gezegd. Mij dunkt echter, dat daarvoor in de éérste plaats de bij het uitbreken van een oorlog tot stand gekomen vrijwilligerskorpsen zie ook stelling L, toelichting (26) en een paar eskadrons cavalerie in aanmerking zullen komen. Het ligt voor de hand dat alle, volgens schrijver in Midden-Ja va aanwezige cavalerie niet noodig is voor het voortdurend verkennen van den vijand tijdens zijn oprukken naar onze centrale stelling; er wordt namelijk beschikt over 4 veldeskadrons. Daarvan 2 eskadrons voor den kondschapsdienst bestemmende, zouden nog 2 eskadrons beschikbaar blijven om zelfstandig in 's vijands rug en flanken op te treden. Juist door haar groot verplaatsings vermogen zal cavalerie hier bij uitstek op haar plaats zijn. Zal het met het oog op de mogelijkheid van een strijd tegen een Europeeschen vijand reeds niet gewenscht zijn, de tactische eenheden der verschillende wapens van ons leger belangrijk in sterkte te laten verschil len met die der Europeesche mogendheden, ook het hierboven besproken zelfstandig optreden der cavalerie veroordeelt de door schrijver aan gegeven sterkte van het veldeskadron en eene indeeling in drie pelotons. Uit den aard der zaak zullen de zelfstandig optredende eskadrons dikwijls moeten afstijgen en wellicht te voet strijden ook, willen zij hun doel bereiken; bijv. het vernielen van een of ander kunstwerk, het overvallen van transporten, enz. Rekent men nu dat 1/4 te paard blijft en van de rest 3/4 afstijgt, dan mogen de eskadrons niet zwakker worden gemaakt, dan zij nu zijn. Volgens de bestaande formatie (1) zouden volgens bovenstaand beginsel x 128 onderofficieren en manschappen, dus totaal 72 man kunnen afstijgen. Volgens schrijver, die gedwongen is te paard te laten, X X 88 of slechts 44 man. (1) De veldeskadrons tellen ieder 128 troepenpaarden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 291