283 Schrijver neemt te weinig officieren om als leeraar op te treden. Rekenende op 1 intendant-instructeur, zoo blijven met inbegrip van den directeur slechts drie onderwijzers voor de eigenlijke stafschool over. Voor 't aantal vakken, waarin gedoceerd moet worden, is dit bepaald onvoldoende. Aan de thans bestaande krijgsschool tweede afdeeling wordt onder wijs gegeven door 8 officieren, waaronder één van het Indisch leger- In den regel is voor elk vak ook een afzonderlijk leeraar noodig, doch kan het onderwijs in enkele vakken, als bijv. artillerie en versterkingskunst, worden opgedragen aan daarvoor geschikte, op de hoofdbureaux der Artillerie en Genie werkzame officieren. Yakken daarentegen, welke veel lesuren vereischen, maken speciaal aan de stafschool verbonden officieren noodig. Artikel 30. Behalve 6 hoofdofficieren, plaatselijke commandanten te Weltevreden, Semarang, Soerabaia, Pudang, Kota Rad ja en Magelang, en 7 luitenants, plaatselijk adjudant aldaar, onderstelt schrijver kapi teins, plaatselijke adjudanten voor Poeloe-Bras, Oleh-leh, Fort de Koek, Padang Pandjang, Buitenzorg, Meester Cornelis, Tjilatjap, Banjoemas, Kedong Kebo, Willem I, Salat.iga, Bojolali, Salaman, Moentilan en Malang. Laatstbedoelde 15 officieren komen mij overbodig voor. Artikel 32. Het hoofdbureau der Infanterie is samengesteld als volgt: 1 generaal-majoor, chef van het wapen 1 kapitein, adjudant van den chef, 1 kolonel, inspecteur der buitenbezittingen 1 kapitein, adjudant van den kolonel, 1 hoofdofficier, 1 kapitein, 2 luitenants. Daargelaten nog dat de kolonel, inspecteur der buitenbezittin gen, zich nimmer ter inspectie naar Sumatra's Westkust zal kunnen begeven, omdat het militair commaudo aldaar berust bij den bevel hebber der 8? brigade en daarvoor organiek een generaal-majoor is aangewezen, kan het zich voordoen, dat de gewestelijke comman-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 298