18 bij de bevolking van Lagoendi eene vrees en achterdocht nage laten, die evenwel schijnt te hebben opgehouden, toen uit de berichten der naburige landschappen was vernomen dat de oogmerken van den resident geheel vredelievend waren. „Belangrijker nog dan deze, is de reis geweest welke nu onlangs door den resident P. H. J. Netscher is gemaakt, voornamelijk wegens de vele blijken die hij opgedaan heeft van den invloed, nu reeds door de gematigde houding van de Europeesche ambtenaren op het Nias- sche volk verkregen. De resident is in aanraking gekomen met hoofden, waarvan niemand verwacht had dat zij tot eene toenadering zouden te bewegen zijn. Het vertrouwen dat zij hem betoonden was zoo groot, dat twee landschappen, Or ah ili en Fad or o, die sedert vele jaren in onderlinge vijandschap leefden en gedurig in oorlog waren, op zijn aanzoek alle vijandschap hebben gestaakt en een wapenstilstand hebben gesloten, totdat hunne oneenigheid naar landsgebruik zal zijn bijgelegd. Zij wenschten daartoe zelfs des residents bemiddeling, die hij echter niet kon aanwenden omdat de tijd van zijn verblijf van te korten duur was, en verzochten dat, tot waarborg van duurzame rust, een Nederlandsch etablissement bij hen gevestigd mocht worden, waarvoor zij alle hulp en bijstand aanboden. „Na de ondervinding, die de beide residenten omtrent het verlangen van de Niassers naar een geregeld bestuur hebben verkregen, kan er geen twijfel meer overblijven omtrent de doelmatigheid van de uitbreiding van het Nederlandsche gezag over het geheele eiland. „Volgens des residents bericht is het noordelijk gedeelte van het eiland het beklagenswaardigste. Daar, meer dan in andere ge deelten, heeft zich een zwerm van Oostersche vreemdelingen gevestigd, zooals Chineezen, Atjehers, Maleiers en Klingaleezen, wier doel het slechts is, van hunne grootere schranderheid gebruik te maken om het volk uit te zuigen. Het is ook door hen dat groot voedsel aan den slavenhandel wordt gegeven, welke het land ontvolkt en de Niassers van het noordelijk deel des eilands tot den bekenden trap van geringe zedelijke beschaving brengt en onderhoudt. „In het zuidelijk gedeelte hebben geene vreemdelingen het ge waagd zich te vestigenhet volk is er krachtiger en zelfstandiger. Slaven worden daar weinig of niet uitgevoerd. Er heerschen echter

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 29