DE STAND VAN HET GEWEER VRAAGSTUK
VOOR NEDERLANDSCH-INDIË.
In mijn opstel over „het ge weervraagstuk in Engeland en in Ne-
derlandsch-Indië" (Afl. No's. 7 en 8, jaargang 1889 van dit tijdschrift)
betoogde ik dat en waarom voor het geweer der Indische infanterie
geen sprake mocht zijn van transformeeren in een repeteergeweer
met vast magazijn stelsel Vitali, zooals met het Nederlandsche ge
weer is geschied.
Behalve andere overwegende redenen, welke tot die meening hadden
geleid, toonde ik in dat opstel aan dat zulk oen maatregel veel te
duur zou zijn en dat hij bovendien zooveel tijd zou vorderen, dat
de wapening intusschen geheel verouderd zou zijn, zoodat hij in elk
opzicht zeer onraadzaam moest geacht worden.
In zijn opstel over het Nederlandsche infanteriegeweer M. 71/88 in
de 9e afleveriüg, jaargang 1889 van dit tijdschrift, waarin echter
niet tot het hart van de zaak wordt doorgedrongen, ontwikkelt de
Heer L. P. C. Winckel dezelfde meening, als waartoe mijn onderzoek
heeft geleid.
Deze schrijver zegt echter ook ergens, dat door de Nederlandsche
transformatie op het Indische geweer toe te passen het Indische
geweervraagstuk zeker op de eenvoudigste en vermoedelijk goedkoopste
wijze zou zijn opgelost.
Natuurlijk is het zijne bedoeling niet geweest om daarmede te kennen
te geven, dat de maatregel op zichzelf aanbeveling verdiende door zijne
goedkoopte, maar zjj die niet op de hoogte zijn van de financieele
zijde der quaestie, zullen onwillekeurig geneigd zijn dat aan te nemen.
Met het oog daarop en op hetgeen ik omtrent de kosten en den
tijd van uitvoering dier transformatie reeds vroeger heb aangevoerd,
acht ik het noodig hier in het kort te vermelden, wat sedert is
gebleken.
-oOO^OOc