302 Op het VIII« hoofdstuk van de staatsbegrooting voor het dienstaarj 1890 (Departement van Oorlog) wordt voor de wijziging der uitrusting bij de infanterie, in verband met de invoering van repeteergeweren, onder artikel 93, andermaal een som van f 166,000 uitgetrokken voor kosten, vallende op het inrichten van geweren klein kaliber tot repeteergeweren; op de aanschaffiug en den aanmaak van patroon houders en exercitiepatronen; op de aanschaffing, den aanmaak en de wijziging van ransels, patroontasschen, verder ledergoed en tot de uitrusting van den infanterist behoorende andere voorwerpen, met alles wat op een en ander betrekking heeft. In de bijbehoorende memorie van toelichting wordt deze crediet- aanvraag als volgt toegelicht: „Met het oog op den stand van de aangenomen werkzaamheden en leveringen zoowel van de geweer-tiansformatie als van de wijziging van het ledergoed is het twijfelachtig, of de reeds toegestane gelden geheel zullen kunnen worden verwerkt op het dienstjaar, waarvoor zij aangewezen zijn. „De leveringen, tot dusverre geschied, doen met grond vreezen, dat dit niet geheel het geval zal wezen, en dat dientengevolge een voorstel zal moeten gedaan worden tot overschrijving van de vrijvallende gelden op de begrootingen van 1889 of 1890, naarmate dit te zijner tijd zal worden gevorderd door den stand van de leveringen en door de verplichtingen uit de contracten voortvloeiende. „Bij de eerste aanvraag van dien aard zal, voor zooveel doenlijk, een volledig overzicht worden gegeven van de alsdan gedane leveringen en werkzaamheden, doch zooals ook te kennen gegeven is in de memoriën van toelichting en beantwoording betreffende het YlIIe hoofdstuk der loopende staatsbegrooting kan er met zekerheid op gerekend worden, dat de reeds toegestane bedragen niet toereikend zijn om in de eerste be hoefte aan repeteergeweren en stellen gewijzigd ledergoed te voorzien. Uit dien hoofde wordt thans nog een som van f 166,000 aangevraagd, waarbij wordt aangeteekend, dat dit bedrag in elk geval nog noodig zal zijn, maar dat eerst later kan blijken, of hiermede kan worden volstaan." Het blijkt niet op welk aantal geweren bij deze credietaanvrage gerekend is, doch daar gesproken wordt van de eerste behoefte aan repeteergeweren is het vrij duidelijk, dat bij de kostenberekening

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 317