306
in het begin van het volgend jaar, voor de derde divisie enkele maanden
daarna had kunnen geschieden.
„Doordat evenwel de oplevering van geweren aanzienlijk is vertraagd
geworden, kon aan dat voornemen natuurlijk geen gevolg worden gegeven
en is door den ondergeteekonde alsnu vastgesteld, dat de 2e divisie het
eerst met getransformeerde geweren zal worden bewapend, en zijn daarom
bij die divisie de miliciens van het blijvend gedeelte der lichting 1888,
vóór hun vertrek met groot verlof, van de gewijzigde geweren voorzien
en daarmede geoefend. Tot gelijk einde komen de miliciens der lichtingen
1885, 1886 en 1887 nog dit jaar gedurende eenige dagen onder de
wapenen, terwijl binnenkort ook de uitreiking van de geweren voor het
kader en de verdere manschappen van genoemde divisie zal kunnen ge
schieden. Daarna zullen achtereenvolgens de beide andere divisiën met
dergelijke geweren worden bewapend."
Het was er verre van af, dat de in het vorenstaande vervatte toe
lichtingen bevredigend werden geacht en bij de openbare beraadslagin
gen over de oorlogsbegrooting voor 1890 (18 December 1889)
kwamen verschillende sprekers uitvoerig op de zaak terug. Zonder
daaromtrent in nadere beschouwingen te treden, zij het voldoende
hier te vermelden, dat ook bij die gelegenheid de Minister van Oorlog
er niet in slaagde bevredigende opheldering van het gebeurde te
gevendat de Heer Rooseboom het niet wel verklaarbaar noemde
hoe de Minister, als hij op spoed in deze zaak gesteld was, de wij
zigingen in het gesloten contract heeft kunnen goedkeuren, daar het
aanbrengen van die wijzigingen z. i. het beste middel was geen spoed
bij de transformatie te betrachten en dat de Heer Verniers van der
Loeff bij de discussie er op wees,, dat de contractswijziging met de
vertraging daardoor teweeggebracht geschiedde op een tijdstip, waarop
het belang der verdediging bij eene spoedige transformatie gemoeid
heette te zijn.
Het is mijn doel niet hier verder na te gaan in hoeverre de toe
stand van de bewapening van het Nederlandsche leger in verband
met de ondervinding bij het transformeeren opgedaan meer of minder
bevredigend is te noemenhet is voldoende hier te constateeren, dat
bij de tegenwoordige regeling slechts kan gerekend worden op het
afleveren van 35 getransformeerde geweren per dag.
Zooals ik in mijn vroeger opstel aantoonde, zou in het gunstigste