308 van den Europeesehen aan strenge vuurdiscipline gewenden soldaat, nog niet dadelijk gezegd kan worden een even doeltreffend weermiddel te zijn voor den Inlandsehen soldaat, die van nature dikwijls reeds geneigd is tot munïtieverspillingEvenwel bij de onderhan delingen met den uitvinder van het thans hier te lande aangenomen stel sel van repeteergeweren, is door den Minister van Oorlog rekening ge houden met de eisehen, die hem eventueel door do Nederlandsche Be geering zouden zijn te stellen in het belang eoner spoedige toepassing van zijne vinding ook in de Nederlandsche koloniën." Bij de openbare beraadslagingen over de Indische begrooting (ver gadering van 4 December 1889) kwam de t^uaestie andermaal ter spiake. Na zijne meening te hebben ontwikkeld omtrent bet gebruik en het nut van snelvurende geweren 'e Atjeh. zeide de Heer Rooseboom dat, volgens zijne lezing van het antwoord van den Minister van Koloniën in zijne memorie van beantwoording, men bij invoering van snelvurende geweren voor het Indische leger van plan is zich voor die levering tot de firma De Beaumont te wenden. „Daartegen" zoo sprak hij verder „kom ik op. In de eerste plaats omdat, zooals uit de omtrent het VIIIe hoofdstuk der staatsbe- grooting gewisselde stukken blijkt, die firma De Beaumont belangrijk is achtergebleven in hare verplichtingen tot levering voor het Neder- landsche leger. Dit is echter mijne hoofdreden niet; die is dat ik niet geloof dat voor het Indische leger de overgangsbewapening, die voor het Nederlandsche leger is aangenomen, wenschelijk is. „Ik ben het volkomen eens met de conclusiën, waartoe verschillende schrijvers in het Indisch Militair Tijdschrift van dit jaar gekomen zijn. Het geweer zeggen zij o. a. is voor den Inlander reeds te zwaar en wordt door de wijziging, zij het ook weinig, nog zwaarder. Bovendien zouden de kosten van transformatie niet gering wezen. Ik geef den minister ernstig in bedenking, in deze geen beslissing te nemen, alvorens hij den inhoud dier stukken grondig heeft doen overwegen". Bovendien zal men in Nederland ongetwijfeld al spoedig overgaan tot het invoeren van een geweer van kleiner kaliber. Dit is het, wat men in Indië noodig heeft. Ook de gebreken van de bajonet zoowel wat vorm en inrichting betreft als de qualiteit daarvan wer den door den Heer Rooseboom bij die gelegenheid besproken en nader onder de aandacht des Ministers gebracht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1890 | | pagina 323